De koppige postiljon
De ruilverkaveling
en champignons
Op 1 januari 1857 kreeg Zuid-
Eierland een zogenaamd Bestelhuis
en als Bestelhuishouder werd be
noemd J. Boonacker, onderwijzer
aan de school aldaar, (x)
De postroute voor De Cockdorp en
Vlieland liep, volgens de postrit
no.873, van Oudeschild over Den
Burg, De Waal en langs het school
gebouw in Zuid-Eierland via de
Postweg naar De Cockdorp. Vertrek
van Oudeschild 9Vz uur 's morgens,
aan komst De Cocksdorp 12 uur 's
middags, vertrek van De Cocksdorp
5 uur 's avonds en aankomst Oude
schild 7Vi uur 's avonds. De aanne
mer was C.G. Smit te Oudeschild.
(xxx)
De aannemer had een contract met
de Posterijen ter uitvoering van zo'n
postrit en had zelf een postiljon in
dienst. De taak van de bestelhuis
houder was niet meer dan het afge
ven van de verzamelde post aan en
het in ontvangst nemen van de te
bestellen post van de postiljon,die
zijn aankomst met de posthoorn
meldde. Liep de postroute dus langs
het schoolgebouw Zuid-Eierland en
de Postweg, dit veranderde in 1860
toen de postrit no.997 voorschreef,
dat de route in de zomer, t.w. van
16 maart tot 15 oktober langs de
Hoofdweg liep. In de winter bleef
de route via de Postweg. Voor
meester Boonacker betekende dit
wel, dat hij in de zomer de post
moest halen en brengen aan de
Hoofdweg. Waarschijnlijk reeds in
1866, toen de Hoofdweg was be-
grind, reed de postiljon Roeper ook
in de winter langs de Hoofdweg in
plaats van langs de Postweg en wel
tot grote ergernis van meester Boo
nacker, die dan ook in de winter
naar de Hoofdweg moest. Meester
Boonacker, bekwaam met de viool,
doch zeker met de pen, beklaagt
zich met zijn brief van 17 oktober
1867 bij de Inspectie der Posterijen
te Utrecht onder meer als volgt:
- de postiljon Roeper is niet genegen
om gedurende de winterdienst de
postroute langs de Postweg te
volgen.
- de postiljon heeft de dépêches
voor mijn Kantoor bestemd in een
arbeiderswoning langs de Hoofdweg
afgegeven.
- hoewel het Postkantoor Den Burg
van mening, dat de route via de
Postweg is verieenen de antwoorden
mij geen kracht tegenover de koppi
ge postiljon.
- ik ben rijksbeambte, ik ken mijne
pligt maar ook mijn regt en ben al-
zoo geen hond, die volgens de gril
len van den postiljon het en der
waarts loopen moet. Bij ministriële
resolutie van 23Januari 1861 no.111
is de postiljon verpligt van 16 Octo-
ber tot 15 Maart de postroute langs
mijne woning te houden.
- tot 22 dezer zal ik twee maal
daags den loop naar den Hoofdweg
doen om de dépêches te halen en te
brengen. Ik neem aan, dat U de
postiljon zult noodzaken zijn pligt te
doen en gebeurt ook dat niet dan
zal ik met behulp van de rijksveid-
wacht alhier beletten, dat de post
voor mij bestemd aan iemand an
ders wordt afgegeven.(xx)
Kennelijk is er binnen een week al
negatief gereageerd, want onze
meester richt zich op 24 oktober
1867 tot Z.E. Minister van Finan
ciën, die toen de Posterijen nog on
der zich had, met de mededeling,
dat hij heeft vernomen van de
Posterijen, dat de postiljon de vrij
heid heeft ook langs de Hoofdweg
te gaan en dat hij thans verzoekt
om een trachtementsverhoging van
f 50— per jaar en de postiljon te
verplichten om bij besloten water
via de Postweg te rijden. (xx|
Reeds op 31 oktober 1867 schrijft
de Posterijen-Inspectie Utrecht aan
de Gemeente Texel o.m. met betrek
king tot dit probleem: - dat de route
thans via de Hoofdweg zal lopen
(thans begrind en 10 minuten
korter).
- dat de bestelhuishouder Boonacker
evenals in de zomer naar de Hoofd
weg moet om de post te halen en te
brengen en dat hij daarvoor een
buitensporig hoge schadeloosstelling
In de ruim veertig jaren dat ik op
Texel woon, zoek ik in de herfst
paddestoelen. Mijn warme be
langstelling hebben de Champig
nons, gewoon omdat ik deze het
lekkerst vind en uit het veld zit er
veel meer smaak en reuk aan. De
gekweekte kunnen daar niet aan
tippen. En omdat ik in het begin
aan de boeren steeds toestemming
vroeg en kreeg, was dat geen punt,
voor altijd zat je goed. Zo ook bij de
boer van Tienhoven, waar in die
tijd Aard Dros op zat, het was in de
tijd dat de ruilverkaveling gestalte
begon te krijgen. Ik stapte over de
heining, want vanaf de weg zag ik
ze staan. Ik zoek steeds de grotere,
de kleintjes laat ik staan tot de vol
gende dag, want in een nacht zijn
die ook volwassen. De volgende dag
deed ik hetzelfde, maar ik kreeg de
schrik van mijn leven, daar kwam
Dros op me af tierend en scheldend,
met in zijn hand een spoorstok,
waarvan de bedoeling me duidelijk
was. Toen hij me dichter was gena
derd, bleef hij opeens staan en
sprak: „Verrek Jan, ben jij dat?".
Daar begreep ik niet veel van, waa
rop Aard vroeg: „Was je hier giste
ren soms ook?". Dat kon ik beamen.
Opeens kreeg Dros de slappe lach
en toen ik hem vroeg of er mis-
vraagt, die niet kan worden
toegestaan.
- dat hij de bestelling zelf moet
verrichten.
- dat men eerlijke en trouwe men
sen ook onder de arbeiders vindt en
vraagt de Gemeente na te gaan of
aan de Hoofdweg geen arbeider
woont, die met het houden van een
Bestelhuis belast kan worden.
- dat Boonacker gemiddeld 5 brie
ven per dag moet bestellen en de
post halen en brengen voor f 175—
per jaar. (xx)
Toch is de opvolger van Boonacker
niet zo snel gevonden, want in 1874
is meester nog steeds bestelhuishou
der en verdient hij inmiddels f200—
per jaar. In ditzelfde jaar informeert
de Inspectie der Posterijen toch
weer bij de Gemeente of de man
met de stijve arm, die een winkel
heeft aan de Hoofdweg, de brieven
niet kan bestellen voor ƒ200— per
jaar. (xx) Mogelijk is dit M. Bakker
geweest, want deze wordt per 1 ja
nuari 1875 benoemd tot postbode
voor Eierland (zuidelijk gedeelte) en
het houden van een Bestelhuis voor
f200— per jaar. Per gelijke datum
wordt meester Boonacker ontslagen
uit zijn bijbaantje, (x) Dit was het
einde van Bestelhuis Zuid-Eierland
(schoolgebouw) en het begin van
het Bestelhuis Midden-Eierland.
N. Huysman
x R.A.N.H.
xx G.A.T.
xxx Postmuseum
schien voor mij ook wat te lachen
viel, kwam de ontknoping. „Jan, je
moet het me maar niet kwalijk ne
men", sprak Aard, „je weet, moeder
wordt oud en gisteren zag ze van
achter de hor een vreemde kerel
over de heinig stappen. Dat moest
zo'n kerel van de verkaveling we
zen, dacht ze, hondsbrutaal zonder
te vragen, hij bukte, deed dan
grondmonsters in een zak en ging
weer terug over de heining. Ze wist
zeker dat ik hem daarvoor geen
toestemming had gegeven. Ze was
nog naar buiten gegaan om me te
zoeken, maar ik was er niet, ik was
juist een vracht mest aan het weg
brengen en had vergeten het tegen
haar te zeggen. En nou zitten we
net an een bakkie en ze zei opeens,
Aard, daar heb je die kerel van
gisteren weer. Ik ging naar de
schuur, greep een spoorstok en de
rest weet je. Wat doe je eigenlijk
met die dingen?"Waarop ik hem
vertelde dat ik die lekker opat. Ik
vroeg aan Dros: „Wil je ze niet eens
proberen?" „Kan je begrijpen",
sprak Aard, „ik wil nog mooi een
tijdje blijven leven". Nou dat ben ik
ook van plan, maar dan wel met
Champignons. We gingen lachend
uit elkaar. Aard is er al jaren niet
meer. Zo je ziet kan dat gewoon ook
zonder het eten van paddestoelen.
J.K.P. Zwan
9