Hoe komt Oudeschild aan zijn naam?
Uit de Texelsche
Courant van 1902
In 1618 kregen de Texelaars
toestemming voor het graven
van een sloot „gelegen aan de
banne van de Waddel en
Oost(er)geest, beginnende aan 't
Schilt'.
In de opvolgende jaren is syste
matisch sprake van 't Schilt,
hoewel volgens Van der Vlis
in een kereraadsboek van
Den Hoorn ook sprake zou zijn
van het dorp 't Schel.
In een plakkaat van de Staten
van Holland uit 1612 wordt ver
boden „schil" of schelpen te
zoeken, te zeven of te halen van
de Eierlandse gronden en op
een kaartje van J. Peereboom
uit het einde van de 18e eeuw
wordt een vlakke en zandige
bank halverwege en oostelijk
van Texel Het Schil genoemd.
Van der Vlis concludeert hier
uit: „Schil en schelpen zijn
klaarblijkelijk identiek. We mo
gen hieruit opmaken, dat de
schil- of schelpenbanken aan
het dorp hun naam hebben ge
geven" ('t Lant van Texsel, pag.
131).
De heer G. Karsten sluit zich in
het artikel „Texelse plaatsna
men" in „It Beaken" van mei
1950 (miedielingen fan de frys-
ke Akademy) hierbij aan. Hij
wijst op de Friese woorden
„skil" voor „kleine zeeschelp"
en „skilje" voor „schelpenvissen
op de Waddenzee.
Allan zoekt het niet in de schel
pen, maar in de schelpvis, waa
raan het dorp zijn naam zou
ontlenen. Hij verklaart de naam
„vanwege de grote menigte van
onderscheidene soorten van
schelvisch, welke de zee in een
hier liggende kreek aanspoelt en
alhier de naam van schil
draagt".
P. Deuzeman schrijft dat „som
mige beweren, dat de plaats ha
ren naam ontleent aan een klein
zeediertje, een kleine schelp-
visch of schelpdiertje dat in den
omtrek op zee wordt aange
troffen".
Ik heb die deels tegenstrijdige
verklaringen nooit zo erg over
tuigend gevonden. Mijn eerste
twijfel ontleende ik aan het
journaal van een bezoek aan
Texel en Vlieland gedaan in den
jare 1781 door Sjoerd Rinnerts
van der Bij, brouwer a Luwaar-
den Leeuwarden), door me
dewerking van Mr. D. Vis te
Bergen in 1938 in de Texelse
Courant gepubliceerd. Zeilende
van Harlingen ankert men op
de reede van Vlieland, waarna
het journaal vermeldt:
,,'s maandags morgen tussen
vier en vijf uur is met eenparige
stemmen geresolveerd
(=besloten) om een sjouw op te
heischen, teneinde (te bereiken,
dat) wij door de menzen van
het eiland Vlieland zouden afge
haald worden met een haarer
kleine vaartuigen om ons op het
eiland Vlieland aan land te brin-
gen welke afhaaling - na een
weinig toevens - ook gelukte, en
wij met die Schilders (zo
noemt men die menzen die ons
afhaalden) geacoordeerd waaren
over de verdienst om ons niet
alleen af te haaien, maar ook
met het wassende waater wee
der aan boord te bringen".
Wanneer dus deze parlevinkers
als schilders worden aange
duid, is het niet zo gek om een
plaats, vanwaar ze vertrekken
en waar ze weer aankomen 'T
Schilt te noemen. Dan wordt
ook het onderscheid tussen Ou
de Schild en Nieuwe Schild dui
delijker. Nieuwe Schild ontstond
toen men meerdere Reeden ging
onderscheiden. )het deel ten
zuiden van Oudeschild was de
Moscovische Reede; het deel
ten noorden van Oudeschild de
koopvaarders Reede. +1750
werd ook de „Rhede de Mock"
nog een belangrijke
ankerplaats).
Voor mijn veronderstelling
kreeg ik recent steun in het
boek „Dwalen over de Wadden
eilanden" van R.A.B. van Hou
ten, uitgegeven door Lukturama
in 1986. Hierin wordt vermeld
dat Oudeschild zijn naam ont
leent aan Het Schil, dat is een
plaats aan de dijk, waar rond
1600 allerlei handelaars en am
bachtslieden zich vestigden om
de schepen op de rede van
voedsel en materialen te voor
zien. Later kreeg ook Oosterend
een Schil, aldus het boek.
Ik vind deze verklaring veel lo
gischer, dan de verwijzing naar
schelpen of schelpvisch. Het feit
dat de bank voor Oudeschild als
Het Schil werd aangeduid zou
mede uit de nieuwe verklaring
van de naam kunnen voort
vloeien; immers de bank kan
zeer wel als pleisterplaats voor
schilders gebruikt zijn, in de na
bijheid waarvan de parlevinkers
hun klanten afwachten of hun
diensten aanboden.
G. A. Oskam
Nederlandsche Maatschappij in het
belang van Huizenverhuurders, ont
ruimt nalatige huurders voor f 1,25
per wooning. Vertegenwoordiger: J.
A. Frederiks.
16. febr. Den Burg. Gistermiddag
omstreeks 3 uur sloeg in den Bin-
nenburg het voor eene kar gespan
nen paard van den Heer J. E. op
hol. In vliegende vaart ging het
langs het marktplein in de richting
Molenstraat. Op de hoek bij de R.K.
Kerk kwam het paard gelukkig tot
staan, doordat de kar achter een
stoep haakte.