Eisoeke Tot dusver prijkte op de achterkant van ons kwartaalblad een afdruk van het besluit van de gemeente raad uit 1964 tot vaststelling van de gemeentevlag van Texel en een af druk van het besluit van de Hoge Raad van Adel uit 1816 tot vaststel ling van het gemeentewapen. Met beide besluiten blijkt iets aan de hand te zijn, zo is ons onlangs gebleken. Eén onzer leden kwam in het bezit van een vlaggen- en wapenprent, waarop niet minder dan 4 Texelse vlaggen werden afgebeeld. De be treffende prent wordt in dit num mer afgedrukt. Het blijkt dat deze fantasieprent ooit als schutblad voor een kalender diende, uitgegeven door de NRC. De prent zou antiquarisch wel wat waarde hebben, maar werd door de heer Sieksma te Tytsjerk als docu mentatie waardeloos geacht. De heer Sierksma is verbonden aan de Stichting voor banistiek en heral diek en werd door ons over de bete kenis van de 4 vlaggen geraadpleegd. In het verleden is er over de Texelse vlag al een en ander te doen ge weest. In 1964 tijdens de viering van de manifestatie „Texel 550 jaar stad" stelde de gemeenteraad of ficieel de groen-zwarte gemeente- vlag vast. De Hoge Raad van Adel had hiertegen aanvankelijk nogal wat bezwaren; men wilde een vlag bestaande uit drie liggende banen rood-geel-zwart of een tweebanige geel-rood of een vijfbanige rood- geel-zwart-geel-rood, waarbij de kleuren van het Texelse wapen zou den zijn weerspiegeld. Uiteindelijk stemde men alsnog in met groen-zwart toen aangetoond kon worden, dat deze kleuren reeds eeuwen lang onofficieel werden gebruikt. Niettemin schrijft Van der Aa in 1848: de Texelse keuren zijn groen- rood. (Volgens dhr. Sierksma blijkt uit zijn nagelaten documentatie dat hij eigenlijk groen-zwart-rood-wit- blauw bedoelde). Carl Allard om schreef de kleuren al in 1705 als groen-zwart, hoewel in een uitgave van 1716 als kleuren groen-blauw werd vermeld. De vlaggekaart van Gerard Hulst uit 1836 vermeldt als kleuren weer groen-zwart. Latere kaarten tonen ook een vlag met 21 horizontale rood-wit-blauwe strepen, waarin de groen-blauwe of groen zwarte vlag is ingezet. De heer Sierksma wijst erop, dat het gemeentebestuur van Texel reeds in 1856 (via de Commissaris des Konings, de Minister van Bin nenlandse Zaken en de Minister van Buitenlandse Zaken) aan de Franse Regering (t.w. aan de Minister van Oorlog) officieel liet weten dat de officieel voor Texel vastgestelde vlag een tweebanige was in de kleuren groen en zwart. De gegevens wer den verwerkt in een Frans album van 1858 ten dienste van de Marine. Derhalve was het feitelijk onnodig dat de gemeenteraad van Texel dit besluit in 1964 herhaalde; des te merkwaardiger is het dat ook de Hoge Raad van Adel hiermee niet op de hoogte was en Texel zelfs nog op een dwaalspoor poogde te bren gen. De heer Sierksma doet de me ning van de Hoge Raad van Adel af als een „modeverschijnsel" en stelt dat het een feit is dat de Texelse groen-zwarte vlag in enkele tiental len 19de, 18de en zelfs 17de eeuwse vlaggendocumentaties voorkomt. Hij wijst er voorts op, dat vlaggen- kundigen een theorie hebben aan vaard, dat zich voor de Waddenei landen (van Texel tot voor de kust van Sleeswijk-Holstein en Jutland) in de loop der eeuwen sedert het midden van de 16e of 17e eeuw een bepaald vlagge-kleuren-systeem heeft ontwikkeld t.b.v. de kustvaart.' Ameland zijnde een heerlijkheid met een eigen en zeker oudere vlag wijkt van het systeem af. (vier banen blauw en geel, met op die banen de balken en halve manen van het wapen). Voor alle eilandvlaggen op de Wad den was het herkenbaarheidsprinci pe, dat het veelbanige vlaggen wa ren, bestaande uit de trits rood-wit- blauw en dat een onbepaald aantal malen herhaald of gevarieerd werd. Als middendeel van die vlaggen fungeerde per eiland een specifiek kenmerk en wel voor: Texel: twee banen groen-zwart Vlieland: twee banen groen-wit Terschelling: twee banen groen-geel Schiermonnikoog: één brede groene baan. De gemeentevlaggen van Texel en Vlieland komen met deze specifieke kenmerken overeen; die van Schier monnikoog is: rood-wit-blauw- GROEN-rood-wit-blauw. Voor Terschelling is als vlag aange nomen: rood-blauw-geel-groen-wit. Volgens de heer Sierksma is hier een historische vergissing begaan, veroorzaakt door een studiewerk van Van Dieren. In feite werd deze vlag in het verleden gevoerd door schepen ter reede van Vlieland èn Terschelling, vandaar dat een combi natie werd gevoerd van de Vlielan- der en de Schellinger vlag, resp. groen-wit en groen-geel. Een groen gele vlag voor Terschelling zou dus historisch gezien meer voor de hand gelegen hebben. De Texelse vlag is ook voorgekomen als een vierbaans of een zes- of achtbaans vlag in groen-zwart. Men hield zich vroeger niet strikt aan een banen-aantal. Ook is in verschil lende bronnen voor Texel vermeld: rood-wit-blauw-GROEN-ZWART- rood-wit-blauw. Terloops wijst de heer Sierksma er nog op, dat het Texelse wapen (vast gesteld door de Hoge Raad van Adel in 1816) ook niet geheel juist is ge kleurd. De linker leeuw had groen moeten zijn (symboliseert de Texelse leeuw); de rechter rode is dan de Hollandse leeuw en het anker be hoort zwart te zijn (de 2de Texelse kleur). Hij verwijst voor zijn argu mentatie ook naar de wapengeschie denis van Terschelling. Het wapen zoals dat in 1816 werd vastgesfeld werd daarbij als volgt omschreven: „van goud, beladen met twee sprin gende geaffronteerde leeuwen van keel, staande op den arm van een omgekeerd anker", (met „keel" wordt een kleurvariant van de kleur rood bedoeld). Het streven naar een kleursymetrie heeft het in 1816 kennelijk gewon nen van de historische argumenta tie. Zou het wapen in 1816 wel con form de suggestie van de heer Sierksma zijn vastgesteld, dan zou uiteraard ook de brief van de Hoge Raad van Adel uit 1964 inzake de Texelse vlag een andere inhoud heb ben gehad. In feite werd de Hoge Raad van Adel in 1964 slachtoffer van zijn eigen onnauwkeurigheid in 1816. G. A. Oskam. Vroeger ös de tiêd fön kievieseier- soeke foorbee wös, ginge we in Mei eier fön are feugels soeke, wöt doe free mocht, teminste se liete je free soeke. In 't Nuwwelönd, oppe Stöör, of in de Pette en ok in de Poêl of et Kooistik kon je d'r genog fiende. Et beurde welders dot je d'r mit 50 of 100 tuuskwam. We skouwde se eerst öllegaar, wönt ös se fuul wöz- ze, liete we se lèègge. We snede d'r dón mit óóns mes een gróte V bee, dön wiste de are leu die na óóns kwamme döt se fuul wözze. Se liete se dön lèègge, wönt füle eier uutha- le wier öltiid ös een lilleke streek beskouwd. We sochte dön na eier fön klüte, lieuwe (sckoleksters), tjerreke (ture luurs), mareis (grutto's), kragema- kers (kemphanen), stöörtjes (sternt jes) en swörtkopmeeuwe. Soms beurde et welders döt we een vroekeitje (strandlopertje) meenam- me, maar kleindere eitjes nooit. Kleine eitjes uuthale fönde we eve slecht ös füle eier uuthale. Na 15 of 20 Mei sochte we niet meer, we lie te de feugels dön vöörder broêde, en ös je dön een maand later in 't Nuwwelönd kwam, sag je öl fer- skeie jonge feugels lóópe, veuls meer ös teugewoordig en toch wor- re d'r lang só veul eier niet uuthaald. D'r wözze vroeger ok nag öl puur wöt hörremelinge (hermelijnen), die ferskeie jonge feugeltjes doodmaak te. Nou is d'r sowöt gien iên meer, 7

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1987 | | pagina 9