Prent van het flensen of afsnijden van het spek van een buitgemaakte walvis (een baleinwalvis). Rechts beneden een kreeftachti ge (krill) welke diersoort de baleinwalvissen tot voedsel dient. echter kwam ,,De Vrouw Wy- valda" op 17 september geheel leeg naar Texel terug. Het be drijf was niet alleen wisselval lig, maar vooral ook gevaarlijk. Rampjaar 1777 Na een voorspoedige reis in 1776, waarbij Jacob Bremer al op 21 augustus terug was met 9 walvissen (290 vaten spek), is in het jaar daarop „De Vrouwe Wyvalda" met drie walvissen (80 vaten) op 68° Noorderbreed te „in het ijs gebleeven', als één van de zeven Nederlandse sche pen die in dit rampjaar vergingen. O Heer wil ons verlosse van de Groenlandse schosse en brengt ons dan na wensen in Holland na de mensen. Deze bede, neergeschreven in het journaal van de Groenland- vaarder „Weltevreden" door Fedde Jz Visser, werd door Ja cob Bremer verhoord. Hij had het ongelooflijk geluk om niet, zoals de scheepsbemanningen van enkele andere wasvisvaar- ders, op het barre Groenland te hoeven overwinteren of, nog er ger, om te komen na een ver geefse dwaaltocht over de misti ge ijsvelden. Hij kon, met zijn bemanning, op andere schepen thuisvaren, evenals de Helderse bevelvoerder Klaas Keuken de Jonge en de Borkummer com mandeur Roelof Gerritsz Meyer. Ongeveer driehonderd mannen zijn in dat rampjaar omgeko men; slechts honderdenveertig man was zo gelukkig te overle ven, waarvan de meesten pas na ruim een jaar weer thuis kwamen, doordat ze op Groen land moesten overwinteren. 6) Vierde Engelse oorlog (1780-'84) In 1778 bleef Jacob Bremer thuis, de rederij had nog geen ander schip voor hem ter be schikking. In 1779 voer hij wel uit, met het schip „De Harpoe nier", maar op 4 oktober kwam hij onverrichterzake weer leeg (in het Vlie) terug. In 1780 was hij nog juist voor het uitbreken van de vierde En gelse oorlog uitgevaren en kwam hij op 4 september met dertien walvissen (170 vaten) in Texel terug, maar in 1781 en 1782 mocht hij, vanwege de oorlog niet uitvaren. In de loop van 1783 werden de verhoudin gen met de Britten al wat beter en voer een deel van de walvis vaarders weer uit, al werd de vrede pas in het vroege voorjaar van 1784 getekend. Jacob Bre mer kwam op 27 september 1983 weer binnen met drie wal vissen (65 vaten). Het jaar daar op echter was het goed fout: op 24 april zat het schip „De Har poenier", „onder de Vlieter in de grondt, vol water, en alle zijn masten gekapt, door storm. Het volk geborgen door de loodsschuyten". Dat kon óók nog. Misschien was het schip reddeloos verloren, want in 1785 is Jacob Bremer niet uitge varen. Misschien hield de rede rij het (met hem) voor gezien, in Een buitgemaakte vinvis; de strijd is gestreden. 4

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1987 | | pagina 6