25
Volksliedjes
Buiten koor, band of kerk wordt er vandaag de dag weinig meer gezongen.
Wie spontaan een lied aanheft wordt al gauw voor dronken of gek gehouden.
Er is echter een tijd geweest dat dit heel anders lag. Er werd niet alleen op
bruiloften en partijen vrolijk gezongen, ook bij allerlei andere gebeurtenissen
kwam dit regelmatig voor.
Dergelijke gebeurtenissen waren b.v. vergaderingen van bureton of polder
gemeenschap. Na het officiële gedeelte kwam de borrel op tafel, een muzikaal
lid of een gehuurde muzikant werd op een verhoging geplaatst en de oude volks
liedjes klonken, begeleid door een harmonica, uit volle borst.
Ook op bijeenkomsten van spinsters, bakkershulpen (taaivergulden), kriek of
róókiesgasten werd heel wat af gezongen.
Men kon kiezen uit een enorm repertoir: zeemansliedjes, hoerenliedjes, verha
lende liederen, liefdesliedjes, feestliederen en wat dies meer zij.
Vaak waren deze liederen, althans de melodie, afkomstig van de scheepvaart.
Aan boord van de schepen werd veel gezongen.
Men onderscheidde daar: arbeidsliedjes (shanty's), verhalende matrozenliederen
en ceremoniele liederen (aflossing van de wacht enz.). Vooral de arbeidsliedjes
(gangspil en ballastliedjes) waren uitstekend geschikt voor festiviteiten.
Ze werden door een voorzanger gezongen, waarna, na een paar strofen, de rest
als koor inviel.
Voorzien van vaak wisselende teksten waren het de "meezingers" uit vroeger
dagen. Een paar voorbeelden: 't Is mooi geweest, 't is mooi geweest enz.",
'(Jan brandt de lamp nog" en "De dominee van Urk, die zou op Schokland preken".
Deze liederen komen uit dit genre.
Als je, zoals ik nu al een aantal jaren doe, probeert dit soort liedjes te
achterhalen, hoor je vaak de opmerking: "0, dat zullen allemaal wel smartlappen
zijn". Niets is minder waar, integendeel zelfs.
De z.g. smartlap, opgekomen d.m.v. radio en grammofoon en vaak als genrelied van
bepaalde zangers (Willy Derby b.v.) is juist een karikatuur van het spontane
volkslied
Natuurlijk werd in dat volkslied armoe, leed en honger bezongen, maar dan wel op
een wijze die inherent was aan het leven van alle dag. De moeilijkheden waren er
nu eenmaal, men behoefde er geen overdosis sentiment aan toe te voegen, de
werkelijkheid was hard genoeg.
Als het spreekwoord: "Eenvoud is het kenmerk van het ware" ergens van toepassing
is, is het wel bij de volksliedjes. Het verschil tussen de geletterde bovenlaag
en de gewone man was vroeger veel groter dan nu.
De opvoeders van toen schreven bloemrijke verzen over ferme jongens, stoere
knapen, kuise maagden en brave kinderen.
De gewone man dichtte heel wat primitiever, maar stond wel dichter bij de waar
heid van alle dag. De ferme jongens waren niet altijd stoer, zaten ook wel eens
in angst en verdeelden liever een geslacht schaap dan, met hun hoedje zwaaiend,
in de mast te klimmen.
Ook de aandacht voor Trijntje en wijntje wordt niet verzwegen. De dames waren
niet altijd even kuis. Openhartig wordt vermeld hoe een herderinnetje voor de
charmes van een rijke jongeling bezwijkt en meisjes die zich voor een paar
goudstukken aan een rijke koopman gaven, waren er ook.
De brave kinderen, waarover Hyronimus van Alphen zo beeldend wist te dichten,
werden op hun 10e al achter de ploeg gezet of het want in gejaagd.
Het is trouwens opvallend dat deze realistische volksliedjes nooit banaal of
dubbelzinnig zijn. De vette knipoog die de hedendaagse meezinger vaak kenmerkt
was gewoon overbodig. Het leven was hard en primitief, de natuur moest zijn
loop hebben en men zong er van.
Uit historisch oogpunt zijn deze liederen tevens vaak waardevol. De verhalende
liederen bezingen zonder uitzondering ware gebeurtenissen.
De "Schager moord" is echt gebeurd, evenals het vergaan van "de Lutine",
en Kees de Ridder heeft echt bestaan.
Onlangs werd in het Gemeentearchief de waarheid bevestigd van het lied
"de 6e van de Decembermaand". Het omkomen in een sneeuwstorm van de jongens,
hierin vermeld, was genoteerd in het boek "Impost op het begraven" op 10-12-1774.