15 Onderstaand lied werd ons ter beschikking gesteld door mevr. E. Mantje- Koopman uit Den Burg. Een vrijwel gelijklijkluidende versie was in het bezit van mevr. Cornelia Hin te Zuidhaffel. Mevr. J. Kager-Witte nabij Den Burg bleek in het bezit van een versie die in 1898 door Jan Witte Dzn werd gekopieerd en nogal wat afwijkingen ver toonde. Dank zij deze versie weten we ook dat het gebeuren plaatsvond op 6 december 177*+. Op verschillende punten lijkt deze versie aannemelijker, zodat op onder delen deze versie werd gevolgd in plaats van de eerste. G.A. Oskam De namen van de omgekomen Tesselsche knapen waren: Jacob Corneliszn Graauw van Den Hoorn Cornelis Janszn Haartjes van Den Hoorn Teunis Dekker van Den Hoorn Het lied van de zes Tesselsche 1De zesde van december klaar toen heeft her sterk gevroren waarvan ons vromen Tesselaar zeer zelden kwam te horen. Het vroor er zeven en ook acht de sterke wind al met sneeuwjagt en dat al uit het zuiden) Het kostte jonge luiden 2. Zes jonge knapen wel verstaan die reden daar op schaatsen en zijn toen naar de Zwaan gegaan Ze gingen zich daar plaatsen. Mij is gezeid: ze dronken bier en zaten vrolijk bij het vier Ze dachten aan geen treuren Maar ziet wat kwam gebeuren 3. Drie zijn er toen naar huis gegaan De klok sloeg vijf, wilt weten De anderen bleven in de Zwaan en hebben hen vergeten. De wind die waaide zuidoost met geweld De sneeuw stoof als as op 't veld al in der mensen oogen Hierdoor zijn zij bedrogen. De laatst genoemde drie, hoort aan wilden ook naar huis toe keeren De kastelein zei nog: ik raad u aan dat gij hier blijft logeeren Blijft hier of in een ander huis opdat gij raakt in geen abuis of anders mag ik hopen dat gij de weg al langs gaat lopen 5. Al van Den Burg naar huis gegaan te rijden of te loopen Te huis koomen lieten zij achteraan De ouders vol zorg en hoope. Des andredaags kwam het gerucht De ouders die gaven zucht op zucht Het volk uit alle hoeken ging om de knapen zoeken knapen (6 dec. 177*0 6. Men zoekt aan de Burg en overal Men vraagt aan alle huizen al in de sneeuw en op het ijs op dergelijke wijze Maar waar men zoekt men vond ze niet Dat was voor de zoekers 'n groot verdriet Toen zijn ze weer gekomen )bis al aan den Hoorn met schroomen) 7. Maar ziet daar was een boer aldaar die zijn schapen hooi kwam geven Hij heette Theunis de Metselaar al onder zijn schelf verheven. De schelf omtrent de Hemmerkooi Daar lagen of zaten zij in het hooi De man was zeer verlegen) met deze knapen terdege 8. Cornelis sprak tegen de Metselaar Jacob is doodgevroren. En Theunis, die leeft een weinig maar Ach man wilt naar mij horen IVilt gij gaan halen paard en slee en breng ook nog een ander ge reedschap mee om ons daar op te dragen )^s zoals het u behage 9. De metselaar -is mij gezeid- s heeft de twee levenden genomen Hij heeft ze op zijn rug geleid te dragen zonder schromen Hij droeg ze een stuk land ver heen maar daar moest hij ze zetten neer vanwege de sneeuwhopen ,g waar hij niet door kon lopen)

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1986 | | pagina 17