10
Het zoek raken der oorspronkelijke documenten.
Het zijn, om te beginnen, de verklaringen van den Prins en van de
Generale Staten, onder elkaar op het zelfde blad geschreven en ge
woonlijk de origineele privilegiën genoemd.
Aanvankelijk onder Meinert berustende, is daarvan den 4e Februari 1579
copie gemaakt door Tomas Bas Notaris te Enkhuizen op aandringen van
Jacob, die deze copie aan den Prins heeft vertoond, bij welke gelegen
heid de Prins de schenking mondeling heeft bevestigd.
Omstreeks het jaar 1603, toen Pieter en Jacob reeds overleden waren,
gaf Meinert de origineele acten in handen van zijnen schoonzoon
Mr. Poulus Bartius, den pensionaris van Enkhuizen.
In den jare 1626 den 6e Juni, hebben Cock en Smetius, beide Notarissen
te Enkhuizen, de origineele acten in handen, zoowel als de copie van
Bas, en vergelijken beide stukken inderling met groote nauwkeurigheid.
Bij overlijden van Bartius, geraken zijne papieren, waaronder de ori
gineele privilegiën, in de onveilige handen zijner Weduwe Frederikje
Meinerts Semeyns, die omstreeks of vóór 1632 een en ander te koop biedt
aan de Heeren Proost.
Na voorzegd jaar, worden de origineele acten niet meer als te Enkhuizen
aanwezig vermeld. De Weduwe van Bartius verhuist naar Amsterdam en
sterft daar in 1635, ten huize van haren schoonzoon Pieter Simons Potter,
als schilder bekend onder den naam van den ouden Potter.
De weinig beteekenende nalatenschap van Frederikje, door de kinderen
met den voet gestooten, komt onder de desolate boedels ter weeskamer te
Amsterdam. Wat of er nu met de origineele acten is gebeurd, blijkt niet.
Zijn die in handen gekomen van den ouden Potter en bij diens dood in
1652 overgegaan in handen van zijnen zoon, den beroemden schilder
Poulus Potter?
Het schijnt van wel, ten minste pleit daarvoor het volgende:
De oude Potter begint zich in 1649 op het privilegie te beroepen en
wordt door Prins Willem II begiftigd met een Secretaris_plaats in de
domeinen van de Hooge en Lage Zwaluwe, en ten tweede zegt "Houbraken",
in zijn boek over schilders, geschriften ingezien te hebben, waaruit
bleek, dat Poulus Potter uit Egmond stamde, hetgeen op privilegie
papieren schijnt te doelen.
Na het overlijden van Poulus Potter te Amsterdam in 1654 verhuist zijne
Weduwe naar 1s-Gravenhage, hare geboorteplaats en hertrouwt aldaar in
1661 met Dirk van Reenen.
Is nu de gissing juist dat de oude Potter de origineele acten in handen
heeft gehad, dan kunnen ook de acten, die door den Secretaris Timman,
namens Potter aan Prins Willem II in 1650 zijn vertoond, de origineele
acten zijn geweest.
Van het lot der bovenbedoelde stukken, valt verder niets meer te zeggen,
maar de inhoud is bekend door de nog aanwezige afschriften van de copie
Bas, die zelf in originali ook verloren is gegaan.
Zie verder "Het Privilegie Semeyns" door P.J. Buyskes 1907.
Onder Koning Willem I, 20 Febr. 1829 is een verzoek ingekomen van
Marrijtje Kikkert, Wed. van R.van Schoonderwaard te Leiden, zich noemen
de afstammeling van Meinert Semeins, om erkenning van privilegie.
Zij kreeg ten antwoord, dat zoodanige rechten, als uit de door haar
bedoelde acte van Prins Willem I, door opgevolgde gebeurtenissen en
algeheele veranderde orde van zaken en door verschillende Staatsrege
lingen en grondwettelijke Instellingen, zijn komen te vervallen,
doch haar als louter gunstbewijs 200.- in eens toekend.
In November 1787 is aan Prins Willem V een request aangeboden, door
vijf gebroeders Kikkert.
Daarin staat, "Dat de Supplianten zijn geweest achter kindskinderen
van Albert Kikkert in huwelijk verwekt aan Meynoutje Semeyns, welke
Meynoutje Semeins is geweest een dochter van Paulus Semeyns, die een
zoon was van Frederik Semeyns, welke is geweest een der kinderen van