15
kenhouten neutende kuip is ook niet als gewoon- i
lijk uit krom gezaagde stukkenmaar uit vijfdubbel
over elkander gebogen eiken en greenen deelen zaêm- j
gesteld. De molen is wijders boven den ringmuur met i
riet gedekt, heeft eene vlugt van 20 ellenmet zei-
len ter breedte van 2 kleed of bijna 1.35 elde
Tijzeihellende met den horizont onder eenen hoek van
50 graden, heeft 1.70 el middellijn, met drie schoepdra-
den; de spoed is gelijk aan de middellijn.
De vijzel kan het water geschikt van 1.75 el
onder, tot 0,25 el boven volzee opmalen, en bij ge
dane proefmalingen is gebleken dat hij bij eene wind-
drukking van 4 5 ponden per vierkante elals
wanneer de molen met eene snelheid van gemiddeld
65 enden per minuut omgaat50 kubiek ellen water
ten hoogte van 1.20 1.50 el uitslaat.
Bij het droogmalen van den polder, toen het on
dereinde des vijzels ten diepte van meer dan eene el
onder het water was, zijnde de waterstand in den
polder toen 0.60 0.70 el onder volzeewerden
tot tweemalen toe vele schoepen uit de spil gemalen
ofschoon deze op de gewone wijze waren bevestigd.
Men heeft toen getracht ze beter te bevestigen
door bet aanbrengen van schroefbouten met aange
smede veerendeze veeren zijn aan de schoepen
gespijkerden de boutgaande door de spilis aan
de andere zijde met eene moer aangeschroefdzoo als
bij A op de teekening is aangewezen.
De wielen zijn konisch bewerktmet azijnen kam
men, uitgenomen het boven-spilwieldat palmhouten
staven heeftde omgang van de as tot dien des vijzels
is als 1 tot 2.15.
Het bouwen van dezen molen werd in twee perceelen
aanbesteed alseerst de fundeer- en metselwerken en
daarna de eigentlijke molen,met vijzel en verdere benoo-
digdheden alles te zamen voor eene som van /T0,48S.
De boezem of molenkolk heeft eene oppervlakte
van 27000 vierkante ellen, is ingesloten doorkadijken
hoog 0,50 el boven volzeedie aan de boezemzijde
met graszoden en rijsspreidingen voorzien zijn en door
de vroeger beschreven schermen gemeenschap hebben
met de middelste sluisopening.
Enkele malen gebeurt hetbij noordwestelijke
stormenals wanneer de vloeden aan die kusten eene
buitengewone hoogte bereiken, dat de molen dc kolk
Tolmaalt en zoogenaamd peil moet zetten maar meestal
kan men dan bij de ebbe weder eenig water loozen
zoodat het voor peil staan in den regel slechts van
korten duur is. In den winter van 1848 op 1849
heeft dit slechts tweemaal eenige uren plaats ge
vonden.
Tan de vroeger genoemde Haven- en Nieuwlander-
sluizenis langs de zuidwestzijde des polders tot in
het dijkskanaal eene uitwaleringsgeul gegraven breed
4 ellendeze geul is tevens de scheiding tusschen
den polder en de vroeger aangekochte landen door
Wijlen D. DB GRAAF.
Van de Havensluis tot de Zuidhaffelder-slnisis op
eenen afstand van 6 ellen, uit den voet des Texelschen
zeedijks eene bermsloot gemaaktmede breed 4 ellen,
en van de ZuidhafTelder-sluis tol het dijkskanaal eene
slootdienende tot uitwateringsgeul voor die sluis
breed 6 ellenlangs welke eene kade is gemaakt
even als die van het dijkskanaal.
Midden door den polder heeft men eenen hoofd
weg aangelegdbreed 9 ellenen twee kruiswegen
regthoekig op eerslgenoemdendienende tot naaste
communicatie met de sluis en den gemeentewegtus
schen de dorpen den Burg en den Hoornterwijl de
hoofdweg geschikte gelegenheid geeft tot het vervoer
van goederen en gewassen naar den beschelpten Texel
schen zeedijk en verder naar de haven van het eiland.
Langs den hoofdweg is eene kapitale sloot gegra
ven breed 7 ellen en deze met eenen dwarstogt van
gelijke afmetingtot den molen verlengd. Langs de
boezemkade van het dijkskanaal en de molenkolk
bestaat eene sloot ter breedte van 5 elwelke het
water mede tot den molen voert, en tevens tot
waterberging moet strekken.
De polder is verdeeld in 22 kavels ieder ter grootte
van 20 bundersuitgenomen het eerste en laatste
kavel, die als restanten eene mindere grootte hebben.
De kavels zijn gescheiden door slooten breed 5.50 el,
welke alle in de voornoemde kapitale togtsloolen kun
nen uitwateren; iedere kavel is verder verdeeld in 3
4 onderdeelenmet slooten breed 3 ellen-, terwijl
dergelijke slooten zijn gemaakt tot scheiding tusschen
de landen en wegen. Verder zijn de landen geschei
den door greppelsbreed 0.75diep 0.50 elw aar
door zij in akkers zijn verdeelddie op de hoog
ste landen eene breedte hebben van 15 cl en op de
lagere van 10 cl.
De gezamcnllijkc oppervlakte der slootenof liever
de waterberging in den polderbedraagt ruim 10