r Jli XU l f T I f 18 De voertaal op het seminarie veranderde van Frans in Nederlands, de uniformen waren al eerder afgeschaft. De eerste grote groep Nederlandse studenten begon het schooljaar in 1920: 42 jongens. De ‘Franse tijd’ was dan ook nagenoeg voorbij, toen Piet Komen daar in 1922 arriveerde. Piet schreef op 25 februari 1923 een verjaardagskaart aan zijn vader. ■1 Voortaan gold voor hem het seminarieregiem. Om 6 uur opstaan en spurten naar de wasruimte om niet als achter ste in de lange rijen te hoeven aanschuiven. Een half uur later begon in de kapel het ochtendgebed, gevolgd door het bijwonen van de H. Mis. Aan het ontbijt van kwart over 8 ging eerst nog een uur verplichte studie vooraf. De lessen waren van 9 tot 4 uur, onderbroken door een pauze voor het middageten. Tien studenten aan een tafel, een van hen was de praeses. Praten was meestentijds verboden. Tijdens het avondeten las een student midden in de refter aan een lessenaar voor over het leven van een heilige. Een oud-student uit de periode 1931-1935 herinnert zich het eten nog scherp: ’s Morgens als we voor het ontbijt de refter binnenkwa men, lagen er voor iedere student vier sneetjes witbrood op tafel. Hier en daar lag er dan een korstje bovenop, die je in het langslopen probeerde mee te nemen. Het merendeel van het boterhammenvlees bestond uit worst uit blik. Als er bonen voor het middagmaal werden gekookt, dan was het net of een boer met een giervat bezig was. Trouwens die bonen werden in het seizoen door de zusters in grote stenen potten ingelegd. Na de verplichte studie tot half zes volgden wat vrije tijd en het avondeten. De laatste studie van half acht tot half negen heette vrijwillig, omdat je dan een boek mocht le zen uit de bibliotheek. Eigen boeken moesten eerst wor- Vader Klaas Komen en moeder Anna Hoogzaad met drie van hun vier zonen, ca. 1924. Vlnr: Arie, Piet en Cor Onze kapel, mooie hé Tegen de bovenstaande achter grond van het dagelijkse leven in het Missiehuis, zijn de teksten op de prentbriefkaarten die Piet aan zijn ouders stuurde en van hen ontving, voor zover ze bewaard bleven, voor ons wat makkelijker te volgen. De vroegste kaart, die gezien de tekst uit het begin van zijn eerste studiejaar is, adresseer de hij aan Mej. A. Hoogzaad p/a K. Komen te Waarland Harenkarspel. Piet beschrijft de kapel van het missiehuis: Wat zegt u van onze kapel, mooie hé. Daar op de 2e bank van voor waar dat kruisje staat in dat hoekje daar zit ik dagelijks. Dus voor het altaar waarop staat: Ite ad Jozef Gaat tot Jozef. Ziet u zoo komen jullie zonder dat gij mij bezoekt toch met het Missiehuis in kennis. De volgende keer weer een ander want anders wordt de brief te zwaar. Dag!... Piet Komen (re) met zijn broer Jacob, ca. 1918-1920 den gekeurd. Voordat het om 10 uur bedtijd was, vooraf gegaan door gezamenlijk avondgebed, kon nog tot kwart over 9 de recreatiezaal worden bezocht. Zondags was er een wat vrijer programma met wandelingen op of buiten het terrein, ook wel eens tot in de verre omgeving. Altijd in groepjes en onder begeleiding. bWie in recreatietij- den teveel met dezelfde student omging, kreeg een aantekening op het dagrapport: BV. Dit kon inhouden dat je voor Bijzondere Vriendschap bij de overste op het matje moest komen. Drie keer per jaar gingen de studenten voor een vakantie naar huis. Twee keer per jaar mochten de ouders op bezoek komen. Gezien de enorme reisafstand zullen de ouders van Piet er weinig of geen gebruik van hebben kunnen maken. J Briefkaart ““2». erf jLx „4. 4., - iMissiehuis v. Afrikaansche Missiënj I Cadier en Keer bij Maastricht, I y VV t f t t a Drukwerk

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 2019 | | pagina 18