17
Naar aanleiding van dit verslag van zijn groot
moeder vertelde Nico Komen nog een paar
bijzonderheden over zijn jong gestorven oom
Jacob en over zijn opa Klaas. Volgens mijn
opa had Jacob, de oudste van de jongens, het
meest in zijn mars. Hij durfde alles, echt een
kerel. Door een rugaandoening is hij scheef
gegroeid. Hij droeg een leren corset. Hij had
als marskramer een goed inkomen van zijn
stoffen, want iedereen in Waarland had wel
een Singernaaimachine in huis. De Komens
werden vertrouwd.
Wat oma Komen hier noemt: het nooit erg ge
lukkig geweest zijn van haar man, houdt in, dat
hij van tijd tot tijd depressief was. Hij kon zich
bijvoorbeeld een week lang terugtrekken en
dan lag hij daar maar passief in de hooiberg.
daarvan op de hoogte waren. Mogelijk heeft Piet advies
ingewonnen bij meester Smeets, die hoofd der school
was tot 1921. Wel weten we dat pastoor Vollering, met
wie vader Klaas regelmatig op de pastorie schaakte en
gesprekken voerde van politieke en filosofische aard,
hem een priesteropleiding heeft aangeraden.
Een stukje Frankrijk in Limburg
Toen Piet op 6 september 1922 met zijn studie in het
Missiehuis O. L.V. van Lourdes begon, was deze van
oorsprong Franse opleiding als Sociëteit voor Afrikaan-
sche Missiën (SMA) bijna dertig jaar aanwezig in
Cadier en Keer. Door het anti-klerikale klimaat in
Frankrijk vanaf 1870 had deze missie-orde ervoor
gekozen uit te wijken naar het gastvrije Nederland. Dit
heeft ertoe geleid dat in 1893 de bouw werd voltooid
van het Collège Apostolique des Missions Africaines.
Een jaar eerder was hier een Lourdes-grot nagebouwd en
in 1895 een kruisweg met veertien kapelletjes gemaakt.
De pelgrims stroomden toe. De voertaal van de opleiding
was Frans, ook voor de snel in aantal groeiende Neder
landse studenten. De kleding was voorgeschreven: don
kerblauwe uniformen en lange zwarte kousen. De open
slaapzaal werd later veranderd in reeksen chambrettes
met wanden van triplex en een gordijn als afsluiting.
Er waren de nodige bijgebouwen zoals het verblijf voor
de zusters, een wasserij, linnenkamer, bakkerij, boerderij
en bierbrouwerij.
Het seminarieregiem
Met ingang van 1923 werd de naam Collège Apostolique
vervangen door Missiehuis. Aan het hoofd van de
Nederlandse provincie van de orde SMA stond sinds
1919 een Nederlandse pater, tevens de overste van het
Missiehuis, Hubert Paulissen.
overal mee tevreden, ze verlangden niet veel, gingen
nooit naar een herberg, bouwden wel eens een akkertje
samen, hebben ook wel eens kool in de polder gehad,
later ook als het kon, wel eens wat geld gekregen en zoo
leefden wij tevreden door de wereld. In de oorlog geen
zwarte handel gedaan, Vader noch de jongens zijn ooit
zakenmenschen geweest. Maar nu komt de belastingman
ons lastig vallen, zoekt overal iets uit, net alsof wij
onbetrouwbare menschen zijn. Ik geloof dat alle eerlijke
menschen kunnen getuigen dat wij allen zeker te
vertrouwen zijn. Alles wat wij verkochten, ging altijd
over de veiling, hoe moest het anders? Het eenigste
kwaad is, wij hebben geen goede boekhouding, dat
hoefde vroeger niet, Vader haalde een briefje van Cor
Zeeman, de veilingmeester, zooals hij dan zeide, deed
dat bij de brieven in en alles kwam in orde. Nu ik eindig
maar met mijn opstel en ik hoop dat de Goede God ons
werk ook in de toekomst altijd zal bijstaan.
Prentbriefkaart van studiegenoot en mentor Dirk Deutekom aan de
ouders van Piet Komen, september 1922. In maart 1954 is het
Missiehuis afgebrand, daarna weer opgebouwd.
Nu bejaardenoord voor kloosterlingen.
Op studie in Cadier en Keer
Na het verlaten van de lagere school in 1918 is
Piet Komen, een paar jaar werkzaam geweest in
de tuinbouw. Zoals zijn moeder hierboven schrijft,
was hij voor het zware tuinderswerk niet sterk genoeg en
is hij waarschijnlijk daarom begin 1921 bakkersknecht
geworden bij Arie Vlaming in Noord-Scharwoude. Wie
hem op het idee heeft gebracht zich in 1922 - nog geen
drie maanden na de feestelijke ingebruikname van de
Waarlandse parochiekerk - aan te melden bij het verre
Missiehuis in Cadier en Keer nabij Maastricht, weten we
niet. Wel is het zo dat de namen Afrikaansche Missiën
en Cadier en Keer landelijke bekendheid genoten door
jaarlijks terugkerende collectes in de kerken en medede
lingen in kranten over een preek of liefdadigheidsloterij.
Ook namen missionarissen van Cadier en Keer, wier
missiegebied West-Afrika was, deel aan grote missieten-
toonstellingen zoals in Amsterdam 1920, georganiseerd
door de Priester Missiebond, die ook het blad Missie
werk uitgaf. Het is aannemelijk dat pastoors als Vollering
Éi’JM