Distributie stamkaart Ada Wognum. 12 Mijn tijd in Waarland Op een gegeven moment had ik hoofdluizen. Sientje bestreed dat door mijn hoofd in een doek met peterolie te wikkelen, om daarna de neten uit mijn haar te kammen. Ome Willem en Tante Sientje hadden een baby van een paar maanden. Dickie heette dat jongetje. Ik vond het leuk om met hem in de kinderwagen te rijden. Ik moest helpen in het huishouden. Aardappels schillen, maar eerst de pissebedden weghalen. Er waren twee bedsteden in huis. Ik sliep in de ene naast Sientje. De laatste maanden sliepen we boven in een ledikant. Vlnr boven: Willem Dekker, Dick, zuster Wilberta, Sien, zuster Petronelli. Onder: Elly, Bertje, Wim. De twee religieuzen zijn zusters van Sien Kuijs. Ook was ik graag bij de buren. Ik vond het bij Keet prachtig om in de houtzagerij te kijken wat daar allemaal gebeurde. Die machines maakten een grote indruk op mij. Ik was vriendin van Greetje Mul van de overkant. Ik sliep nog weleens bij haar. Het was leuk dat daar een wc buiten stond, dat kenden wij niet in de stad. Naast Burger woonde de familie Droog. Daar was Toosje uit Den Haag in huis. Met haar speelde ik weleens op de zolder, dat was leuk. ‘s Avonds hielden we Willem gezelschap in het tentje. De zus van Sientje, Jo Kuijs (voor mij Tante Jo), kwam geregeld over huis. Ik vond haar een heel aardige vrouw, maar wel wat bijzonder. distributUTT2' Naar het platteland In Amsterdam was in het laatste oorlogsjaar steeds minder voedsel te verkrijgen. Ik weet nog dat het eten op de bon was en dat we vanaf toen steeds minder te eten kregen. Onze ouders gaven het meeste eten aan ons. Er was niets meer om in de kachel te stoken. Als het donker was zaagde men in de buurt bomen om. Ook mijn vader deed dat. Gevaarlijk, want de Duitsers mochten dat niet merken. Met dat hout kon je toch nog de kamer verwar men en iets koken. Zwakke en zieke kinderen werden meestal door kerk organisaties op het platteland bij gastgezinnen onderge bracht. Dat gebeurde bij ons ook. In 1944 ben ik eerst zes weken in Haaksbergen geweest. Ik herinner mij nog dat ik van die familie een wit konijn mee naar huis kreeg. Witje heeft de hongerwinter natuurlijk niet overleefd. Ik herinner mij de tocht eind 1944 naar Waarland nog goed. Volgens mij werden we eerst naar De Ruijterkade bij het station in Amsterdam gebracht. Daar werd ik samen met een ander meisje, Van der Putten heette zij, op een melkwagen gezet. Ik wist toen nog niet bij wie ik zou worden ondergebracht. Het andere meisje wel. Zij mocht naar het gezin waar haar zusje al was. We stopten bij een klooster, volgens mij in Warmenhuizen. Van de nonnen kregen wij een boterham met kaas. Daarna werd ik naar de familie Dekker-Kuijs aan de Weelweg in Waarland gebracht. Van Sientje kreeg ik als ontvangst een boter ham met kaantjes. Dat vond ik zó lekker en ik werd er niet eens ziek van. Haar man Willem lag toen met tbc in een draaitentje. Mijn broertjes en zusje werden bij andere gezinnen ondergebracht. Co in Reeuwijk, Herma in Spanbroek, volgens mij op de Dorpsstraat 92. Hennie werd later door mijn vader op de fiets ook naar Waarland gebracht. Vader kon dan gelijk aardappels mee terugnemen naar Amsterdam. Hennie verbleef enige tijd bij de buren van Willem Dek ker, de familie Keet. 174 «No 686054 11 £ïSS a STAMKAART A iw r

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 2019 | | pagina 12