De kerk Johannes de Doper in Langedijk.
16
Pa, ik wil kapelaan worre
Voordat we ons nu verdiepen in de tweede periode van
Jan als kapelaan, is het verhelderend om van hem te
vernemen, ook weer veel later, hoe hij ertoe kwam
om kapelaan te worden. Daar zijn verschillende
factoren voor aan te halen: door het voorbeeld van
mijn ouders; doordat ons leven, onze kinderjaren zo
sterk doordrongen werden door ‘de kerk’, hetparochie-
leven in Waarland met zijn jonge kapelaans in die tijd.
Dat had op mij tenminste een levensgrote invloed.
Och, je mag het ook de kracht Gods of de H. Geest
noemen, maar dat werkt natuurlijk door ons dagelijks
leven heen. Ik was ook maar een gewone jongen met
zijn kuren en streken. Dat heb ik ook duidelijk aan
mijn vader kenbaar gemaakt. Ik herinner het me nog
als de dag van gisteren. Ik was samen met mijn vader
aan het koolplanten kruipen, op stuk zetten. Ik zei
zomaar tegen hem: ‘Pa, ik wil kapelaan worre. Dus
naar het seminarie. Toen was het even stil en zijn
antwoord was: ‘Nou, dan moet je toch nag maar
effies wachte, je benne toch nag wel wat jong. Dat
was dus een positief antwoord.
Een jaar later mocht hij een keer in de week bijles
gaan nemen in Alkmaar bij meester Oud, weer een
jaar later slaagde hij voor zijn toelatingsexamen in
Heemstede. Kapelaan Vriesekoop was mee als
begeleider.
Langedijk
Jan trof in zijn tweede parochie pastoor Cees Klaver,
collega-kapelaan Piet Obdam en als hulpen in de huis
houding Agnes en Sientje, een fijne en gezellige club.
Wat hebben we toen gelachen. In Langedijk gingen
we niet vroeg naar bed. Toen ik er pas was, zei de
pastoor: ‘Mijn deur is, als ik thuis ben, tot een uur of
één open, dan kun je bij me terecht. Toentertijd dronk
ik nog geen borrel, en daarom kreeg ik ongeveer een
maand lang druivensap. Toen de voorraad op was, zei
de pastoor: ‘Het sap is op, nu moet je maar een borrel
nemen.’ Zo gezegd, zo gedaan.
Na een jaar veranderde het hele team door benoemingen
elders van zowel de pastoor als de mede-kapelaan. Maar
aan gezelligheid heeft het Jan in Langedijk niet ontbro
ken. Zijn wijk voor huisbezoek was Oudkarspel, het
heidense gedeelte van de parochie. Ook hier ging nog
Dat ging soms met de fietsen over de hekjes te tillen.
Of dwars door de Speketer springend over de slootjes.
Ja, toen betekende het nog wat als je bediend werd!
Veel gezelligheid op de pastorie in Nes aan de Amstel
had hij niet. ’s Avonds om 10 uur thuiskomen bleef
een lastig punt. Na twee jaar zag hij uit naar een
benoeming elders. Op maandag 15 augustus 1959
fietste hij de postbode tegemoet om te vernemen of
deze een brief van de bisschop van Haarlem voor hem
had. Dit was zo. Bij opening ervan op zijn kamer las
hij dat hij per 22 augustus 1959 benoemd was in de
parochie van Johannes de Doper in Langedijk.
Paaspenningen
Het zou nog even duren voordat het biechthoren werd
afgeschaft. In de Goede Week was dat een drukte van
jewelste, bijna alle parochianen kwamen hun paasbiecht
doen en overdag kwamen ook nog alle schoolkinderen de
biechtstoel in. Wat een bedoening! Een verzachting was
dan nog dat je een paaspenning kreeg. Ook de kinderen
kregen van thuis een dubbeltje of kwartje mee voor de
biechtvader. Nou, alles bij elkaar beliep dat toch nog een
behoorlijk bedrag: de pastoor kreeg, zoals hij opbiechtte,
ruim duizend gulden, en wij beide kapelaans kregen ieder
ongeveer zeshonderd gulden. Na de eerste Goede Week
kon ik er in ieder geval een nieuwe brommer voor kopen.
Verder was ons salaris nou niet zo heel groot, ongeveer
50 gulden in de maand. Maar we hadden vrije kost en
inwoning. Dus het zat wel goed met de heertjes.
alles op de fiets. Alleen als we naar een vergadering van
het dekenaat moesten, werd er een taxi besteld bij Hoog-
enboom. Als je om de communie naar een zieke te bren
gen op de fiets de Diepsmeer in moest en op het laatste
eind via een boerenpad, dan was dat zoiets als een reisje
naar Lapland. Ik had ook wekelijks een klantje in de
Luizeknip, eind Oudkarspel. Die ene keer dat ik naar een
mevrouw moest in een boerenstolp in Oudkarspel, had ik
niet in de gaten dat het deurtje heel laag was.
Ik stootte ongenadig mijn hoofd. Nou, toen heb ik even
een gesprekje met de Heer gehad, dat niet voor herha
ling vatbaar is. Daarna heb ik toch weer heel vroom de
communie gegeven. Het was een bruisende parochie, met
veel verenigingen en een grote jeugdbeweging. Ik werd
aalmoezenier van de gidsen en kabouters, er waren wel
twintig leidsters. We moesten ook veel lesgeven op de
lagere school en de VGLO. Dat was wel druk, maar ook
heerlijk werk. We moesten vrij vroeg ons bed uit. Vooral
in de week waarin om half zeven al communie-uitreiken
was en om 7 uur de H. Mis. De week erop had je dan de
Mis om 8 uur en mocht je dus uitslapen.