Niek Tesselaar.
25
In vaste dienst
Na de Duitse bezetting besloot de regering een verplichte
ziekenfondsverzekering in te stellen. Er kwam een ver
plichte verzekering voor alle werknemers. Daarmee ont
stond een grote vraag naar ziekenfondsbodes. Mijn vader
had ervaring. Hij solliciteerde bij het Ziekenfonds in
Alkmaar en werd aangenomen. Pa stopte toen als zelf
standig tuinder en werd ziekenfondsbode.
Daarmee was hij verzekerd van een vast inkomen en
bovendien van kinderbijslag. In overleg met het bestuur
van het ziekenfonds mocht hij een klein deel van zijn
tuinderij houden. Ook volgde hij een halfjaar een avond
cursus in Schagen, waar praktijklessen voor dit nieuwe
beroep werden gegeven.
Pa hield alleen het land dat bij het huis lag en de kwart
hectare in de Schagerwaard. Hij bebouwde dat met
voornamelijk aardappelen, kool en twee snees slabonen.
der achter ’t Veld. Zijn gereedschap bestond uit een spa,
vork, schoffel, wieder en togelhaak, die gebruikt werd
om kweekgras uit de grond te trekken. Voor het vervoer
had mijn vader een kruiwagen. Het ploegen, eggen en
van het land halen en naar de veiling brengen, moest hij
laten doen. Hij verbouwde aardappelen, kool, slabonen en
rode bieten. Het was zacht gezegd beslist geen vetpot. De
inkomsten uit het agentschap van de verzekeringsmaat
schappij De Goudse kwamen hem goed van pas. Boven
dien was hij rekeningloper van dokter J. Schreuder. Deze
arts was in 1937 begonnen in Oude Niedorp. Pa kon dit
werk mooi combineren met het ophalen van de verze
keringspremies.
De directeur kwam op bezoek
In de oorlog kwam de directeur van deze maatschap
pij regelmatig op visite. Meneer De Jong, heette hij.
Hij kwam uit de stad, zei moe. Welke?, weet ik niet.
Als hij kwam, werd het huis met bezemen gekeerd, er
moest gepoetst en geboend worden, want alles moest er
knap uitzien. Mijn moeder probeerde hem altijd naar de
rustige voorkamer te loodsen, maar de deftige meneer
zat veel liever in de woonkeuken, in het lawaai van de
spelende kinderen. Hij zelf had geen kinderen en ge
noot van het levendige gedoe, dat zei hij in ieder geval.
Hij bleef ook eten en in de hongerwinter van ’44 -’45
kreeg hij altijd wat mee in de vorm van aardappelen,
bruine bonen of andere groenten.
Veel werk
Door de combinatie van zijn baan als ziekenfondsbode
en tuinder had mijn vader veel werk. Hij had een hekel
aan onkruid op zijn land. Er was in die tijd nog geen
chemische onkruidbestrijding. Mijn vader was een
ochtendmens. Hij ging altijd vroeg naar bed en stond
’s zomers om half vijf op om een paar uur te gaan schof
felen op het land. Rond half acht kwam hij dan binnen,
waste zich. Hij kleedde zich om, at nog wat en ging dan
op pad voor het ziekenfonds. Aanvankelijk op een fiets
zonder versnelling, maar na enkele jaren kocht hij bij
Met het geld naar Gert Lantman
Agrariërs vielen onder de vrijwillig verzekerden. Juist
voor de kleine tuinders met grote gezinnen was die pre
mie in de slechte jaren een groot probleem, omdat bij
niet betalen de verzekering na enige tijd werd gestopt.
Mijn vader had daar vaak moeite mee en ik hoorde hem
zijn zorgen daarover af en toe met mijn moeder delen.
Pa deed zijn werk als bode heel nauwgezet. Hij had een
schrijfbureau, waarin de hele ziekenfondsadministratie
werd opgeborgen. Het bureautje was het heiligdom
van pa. Wij mochten daar absoluut niet aankomen,
nauwelijks naar wijzen. Bijna elke werkdag bracht pa
het geïnde geld naar Gert Lantman, die in zijn kruide
nierswinkel een postagentschap had. Vader kreeg een
ontvangstbewijs van het gestorte geld, dat overgemaakt
werd naar het kantoor van het Ziekenfonds in Alkmaar.
Daarnaast moest pa het weekloon dat hij verdiende,
zelf inhouden uit het opgehaalde premiegeld.
Na de jaren vijftig waren er regelmatig loonsverho
gingen. Eén van die loonsverhogingen is pa een keer
Jongkind een fiets met drie versnellingen. Die versnel
lingen werkten op een geheel nieuw systeem, niet met
een hendeltje op het stuur, maar door de trapper een halve
slag achteruit te draaien. Deze fiets heeft lang dienst
gedaan. De eerste jaren fondste mijn vader, zo noemde
hij dit werk, in Waarland, Zijdewind, ’t Veld en Heerhu-
gowaard - Noord tot de spoorbomen aan de Middenweg
bij de toenmalige melkfabriek Excelsior. Meestal kwam
hij tussen de middag thuis, maar als hij verder weg moest,
nam hij brood mee. Langzaam maar zeker werd zijn wijk
steeds groter. De Laanderweg in Heerhugowaard, Oudkar-
spel en een deel van
Noord-Scharwoude
kwamen erbij.
Hij schafte toen een
bromfiets aan. Alle
bodes kregen een
zelfde flinke leren
schoudertas, waarin
alle papieren en be
scheiden voor een of
twee dagen konden
worden meegenomen.
Er waren twee ver
schillende soorten
verzekeringen: de
verplicht verze
kerden waren alle
werknemers en onder
de vrijwillig verze
kerden vielen alle
zelfstandigen en alle
werknemers met een salaris boven een vastgestelde inko
mensgrens. Voor de vrijwillig- en verplicht verzekerden
waren er verschillende formulieren. De verplicht verze
kerden betaalden een kleine bijdrage, de premie van de
vrijwillig verzekerden lag stukken hoger.
'4