’t Beddesproi
van Grietje buur
Waarland, 16 april 2016.
Riet Wever-Appel, 2013.
16
Vragen blijven
Met vragen en archiefonderzoek zijn na ruim twaalf
jaar de gegevens bij elkaar gebracht. Jacob Stoop
en Pater Jongkind vertelden over een moord in een
huis aan de Kerkstraat. Dirk Busker had gehoord
dat er een 12-jarig meisje tijdens een kerkdienst
was omgebracht. In het eerste krantenbericht van
20 november 1881 vond een vader z’n zesjarige
zoon dood in het achterhuis. In een tweede artikel
van twee weken later lezen we dat een jongetje van
zes en meisje van twaalf hun 13-jarige broer niet
levend aantroffen.
Hoe deze jongen om het leven is gekomen, zal voor
altijd een vraag blijven.
Zeker is wel dat aan het verhaal over deze allerguwe-
lijkste gebeurtenis in het huis aan de Kerkstraat gedu
rende honderd jaar een eigen invulling is gegeven.
in Alkmaar naar het scheen een gewelddadige
dood werd geconstateerd. Verder dat de vader van
het slachtoffer en enige buren bij de rechtszaak
aanwezig waren. De hoofdonderwijzer voelde
zich verplicht om in deze rectificatie met klem
te benadrukken dat de buurman, die volgens het
eerste artikel was opgepakt, niets met de zaak te
maken had. Er staat geschreven: Hij was op dat
moment met zijn zoon op weg naar Oudcarspel
en werd eerst S avonds, bij zijn terugkomst, met
het geval bekend. Het krantenbericht eindigt met:
Ondergetekende heeft niemand willen benadeelen,
maar alleen het verhaal meegedeeld, gelijk ons dat
van geloofwaardigen kant was ter ooren gekomen.
D.P. Plaatsman.
De twee krantenartikelen zijn te vinden op de site
van het Westfries Archief onder het kopje kranten.
Geraadpleegde bronnen:
- Regionaal Archief Alkmaar
- Westfries Archief Hoorn.
Op de plek van het huis van de vermeende moord staat nu de
woning van Edward en Martine Beukeveld; Kerkstraat 12.
En dat beurde iemeslesten.
Tante Grietje heur toid was om.
Neeflief was al drok an ’t ruime
en ie wist ok wel weerom.
Grietje buur van de overkant,
die weunde allien, al jare.
Ze haakte, bree en studderde wat
en wist van alles te beware.
’n Neef, die onderhield de tuin
en die docht boi z’n oigen:
as tante ’n keer hemele zou,
hope ik dut huisie te kroige.
‘Weg met al dat ouwe spul,
gien mens het deer wat an.’
Z’n vrouw bekeek dat efkes aars:
‘Koik wat ik hier heb, m’n beste man!
Zuks gaat niet in de voddezak.
’t Beddesproi is nag van jare
en is zelfs haakt deur je tante.
Late we dut maar beware.’
Ik bedenk, as ik die rondjes,
gnappies losmaak van mekaar,
Op ’n kaart doen met ’n lintje,
Stuur ik die nei d’ien of d’aar.
Zo doende werd ’t sproi van Grietje
’n andenken dat bai moin werd brocht.
Die vrouw van Grietjes neef
heb dat toch heêl mooi bedocht.