i
I
8
Op de trap van het
sanatorium. Op 18 mei
1949 deed André zijn
Eerste H. Communie.
Vlnr boven: Moeder
en vader Groen.
Voor: Bets, André,
Paul, Cees.
overleden op 19 februari 1949, na voor
zien te zijn van de H.H. Sacramenten der
Stervenden.
Moeder kwam op 2 maart 1949 niet
op m’n verjaardag. Via het ziekenpro
gramma van Alex van Wayenburg van
de KRO had ze een verjaardagswens
laten uitzenden. De vader van Rietje
Koot, die bij mij op de zaal lag, kwam
elke woensdag op bezoek. Hij had deze
wens gehoord en had voor mij een ver
rassing meegenomen... ik kreeg toen
dat broche-je.
Waarom moeder niet op m’n verjaar
dag kwam, bleek ruim een week later.
Een zuster vertelde ons toen dat we een
broertje hadden gekregen.
André weet nog: Er kwam ook een ge
boortekaartje waarop stond: Met grote
vreugde en blijdschap geven we kennis
dat op 10 maart 1949 ons grote gezin
vermeerderd is met de geboorte van een
zoon en broertje John.
De kinderen, die konden schrijven,
moesten elke week een briefje naar huis
sturen. De enveloppe mocht niet dicht
geplakt worden, want de inhoud werd
door een zuster nagelezen.
Op een dag werd ik gestraft door een
zuster. Waarom ze dat deed en hoe het
ging, was echt niet leuk. Ik was negen
en schreef toen wat er gebeurd was. Wat
erin stond kon niet door de beugel en
toen moest ik een nieuwe brief maken.
Eerste H. Communie
Aan de kinderen in het sanatorium van
Ugchelen werd in die tijd geen onder
wijs gegeven. De zusters stimuleerden
de kinderen wel om veel te lezen. Ook
letten de zusters erop dat er netjes werd
Hygiëne was heel belangrijk; schoon
beddengoed, ondergoed en pyjama’s.
Verder werd van de kinderen verlangd
om zo veel mogelijk zelf te doen. Want
wanneer ze beter en weer thuis waren,
moesten ze een grote mate van zelfstan
digheid hebben.
André gaat verder: Er was een wasgele
genheid met witte bakken. Daar moesten
we onze tanden poetsen en ons wassen
met koud water. Er was altijd een zuster
bij, die controleerde of we het wel goed
deden. Eén keer in de veertien dagen
gingen we in een warm bad. Toen ik aan
de beterende hand was, mocht ik wan
delen. Vlakbij was een klooster. Daar
kon je gewoon binnenlopen. Waarom
ze mij al op z’n jeugdige leeftijd wilde
voorbereiden om priester te worden, dat
begreep ik niet. Dit werd nogmaals be
vestigd toen ik bij het verlaten van
het sanatorium een schilderij van de
H. Don Bosco kreeg. Dit schilderij van
de patroonheilige van de Salesianen is
nog altijd bij mij thuis. Er staat bijge
schreven: Dit is voor een jongen
die priester wil worden.
Ik heb m’n sanatoriumtijd in Ugchelen
niet ervaren als vervelend. Er waren
leuke en minder leuke nonnen. M’n
favoriete en liefste zuster was zuster
Michael.
gebeden en dat de kinderen op 8-jarige
leeftijd hun Eerste Heilige Communie
konden doen. André zegt: Een nonnetje
vertelde ons dat we voor de mis niet
mochten eten, een heilige hostie kregen
en dan even moesten bidden.
Op zondag 18 mei 1949, de verjaardag
van m’n moeder, deed ik m’n Eerste
Communie. ’s Morgens was de kerk.
Vader en moeder waren de dag daar
voor al gekomen. Ze mochten slapen bij
mensen in Ugchelen. Ik kan me herinne
ren dat er bruidjes bij waren. Na afloop
kreeg ik een kerkboekje. En vanaf die
dag ging ik dagelijks te communie en
toen het beter met me ging, mocht ik
op zondag naar de kapel.
Naar Waarland
De patiënten werden eens per maand
doorgelicht. Wanneer er vooruitgang
was, mochten ze naar een volgende
stap. Bij Bets en André ging de gene
zing voorspoedig. Eind december 1949
mochten ze naar huis. Sinterklaas en