6
een gezin van twaalf kinderen, waarvan
er vier tot deze orde toegetreden waren.
Bets verhaalt verder: M’n moeder
bracht mij weg. We kwamen binnen
door een grote deur aan de Van Ever-
dingenstraat en werden opgewacht
door een zuster. Die bracht me naar een
kamertje, waar ik alleen moest liggen.
Ik vond dat maar saai. Gelukkig kon
ik vanuit mijn bed op de straat kijken,
waar ik mensen zag lopen en auto’s rij
den. Later kwamen ook André en Cees
naar het ziekenhuis en ze lagen op een
zaaltje. Bijna elke dag kwam moeder
eerst bij mij op bezoek. Op de gang bij
de kinderafdeling bleef ze dan even voor
het raam staan en probeerde een glimp
van de jongens op te vangen en als dat
lukte, zwaaide ze en dan wisten ze dat
moeder ook bij hen langs zou komen.
Ook ging ze daarna nog naar Paul, die
boven op de baby-afdeling lag. Haar
bezoek verzachtte veel. Vader kwam
maar weinig, ik denk van een keer in de
maand. Wanneer zuster Longina even
tijd had, kwam ze bij mij op de kamer.
Ze had dan een leesboekje mee en las
een verhaaltje voor. Soms zong ze een
liedje voor me. Op een keer vertelde ze
dat ze vroeger in Zijdewind woonde en
dat ze Moras heette. Het zal gerust wel
zo zijn geweest dat m’n vriendinnen:
Vroon Stoop, Rita Groen en Ellie Kra
mer me een kaartje of briefje gestuurd
hebben. Maar echt herinneren kan ik me
dat niet meer.
In de serre
André, de één jaar jongere broer van
Bets, vertelt: Cees en ik werden met de
taxi van Cor Jongkind naar het Sint
Elisabeth Ziekenhuis in Alkmaar ge-
Alkmaar 1948.
Vlnr: Bets, Paul, moeder
Marie, Cees, André.
bracht. We kregen allebei een bed in de
serre van een zaal van de kinderafde
ling. We lagen daar met z’n vieren. Tus
sen de serre en de zaal was een deur.
Deze ging alleen open, wanneer er
iemand door moest. De ramen stonden
altijd open. Van tbc moest je toen door
frisse lucht genezen. De hele dag moes
ten we op bed blijven. Ik kon nog niet
lezen, want toen ik naar het ziekenhuis
ging, zat ik nog op de kleuterschool bij
juffrouw Kuijs. Of ik me toen verveelde,
dat herinner ik me niet.
André gaat verder: De meeste zusters
waren heel hartelijk en hadden geduld
met ons. Toch heb ik iets heel naars
meegemaakt. Vaak kwam tante Aal, de
oudste zus van m’n moeder, vanuit Sint
Pancras op bezoek. Op een keer merkte
ze dat ik niet in bed lag. Wat was er na
melijk gebeurd? M’n vader en moeder
waren op bezoek geweest en hadden een
spel voor ons meegenomen. Cees en ik
waren erg in ons sas. Na het eten van
half zes moesten we altijd gaan slapen,
maar op die dag vroeg Cees aan mij of
hij het spel nog even mocht hebben. Ik
gaf het hem. Een poosje later verscheen
de hoofdzuster in de serre. Kwaad
dat ze was tegen Cees: ‘Hoe kom je
eraan? Cees vertelde dat hij het spel
van mij gekregen had. Ik werd aan bed
vastgebonden en met bed en al in een
wasruimte gezet. Dit duurde tot de vol
gende middag. Later hoorde ik dat tante
Aal behoorlijk had opgespeeld en toen
mocht ik weer naar de serre.
Met een vervelend gevolg volgens
André: Een week later kwamen onze
ouders ons ophalen. In het ziekenhuis
mochten we niet meer blijven. We had
den ons niet netjes gedragen. Of dit
de werkelijke reden was, weet ik nog
steeds niet. Thuis lagen we, wanneer het
goed weer was, buiten op een matrasje.
Maar... dat duurde meestal niet lang,
want als de jongens van de Westkade
langskwamen, gingen we met hen een
balletje trappen. Ik denk dat we niet
lang thuis geweest zijn. Op een dag
kwam Trien Groot-Noordstrand bij ons
langs. Ze was onze kraamverzorgster en
vond dat we niet thuis konden blijven.
We hadden immers tbc en ze was bang
dat ook anderen besmet raakten. In ok
tober 1948 werden we naar het sanato
rium Caesarea in Ugchelen gebracht.