9 Kermis 1957. Piet Bruin met achterop Nelly Vader. Achter Piet en Nelly ziet u de Bedford van vader Piet Bruin-Jong. meisje achter op de fiets mee naar huis. Piet Bruin was vrachtschipper en woonde aan de Westkade vlakbij de brug naar de Speketer. Op dat moment waren hij en zijn vrouw Jans de ouders van een gezin met zes kinderen, in de leeftijd van anderhalf tot twaalf jaar. Daar paste de Haarlemse logé wel tussen. Op klompen Bijna helemaal dan, want Nelly hoefde maar een paar woorden te zeggen of je herkende haar stadse tongval. Dat viel op in het Waarland waar ze het Westfries hoog in het vaandel houden. En dan was er nog iets waaraan je merkte dat ze niet uit het dorp kwam: ze kon niet op klompen lopen. Maar dat leerde ze snel, toen haar gastouders een paar voor haar hadden klaargezet en met haar oefenden. Ook was Nelly kind aan huis bij het gezin van Jan Bruin-Jong, dat naast haar opvangadres woonde. Omdat vader Piet en vader Jan Bruin broers waren, die ook nog eens getrouwd waren met de zussen Jans en Im Jong, was er een hechte band tussen de gezinnen. Op school zat ik met Alie van ome Jan en tante Im op de voorste bank. Zo kon de juf ons goed in de gaten houden omdat we anders te veel praatten. De kinderen speelden samen langs de ringvaart en de meisjes leerden elkaar touwtje springen en breien. Net als de andere meisjes van mijn leeftijd kreeg ik van tante Jans een naaidoosje, met wat naalden en garen. Ik weet nog dat we daarmee samen zakdoekjes maakten van oude lakens. En toen het onder Waarlandse meisjes een rage was om van kartonnen zolen met een strook katoen je eigen slippers te maken, knutselde ze haar eigen paar in elkaar, net als de anderen. Als het om knutselen ging, kwam het soms wel goed uit dat er Haarlemse meisjes in Waarland waren gekomen. Want de stadse nieuwkomers wisten soms dingen waar de Waarlandse jeugd geen weet van had. Zo demonstreerde de Haarlemse Trees Sleeuwen - die bij de familie Roozendaal in de Speketer logeerde - haar klasgenootjes hoe je van een zakdoek een behaatje kon vouwen. Dat was natuurlijk goed voor lachbuien. Gemoedelijk Eén keer had Nelly in de koude winter contact met haar eigen familie. Op de verjaardag van mijn opoe, die in Alkmaar woonde, heb ik mijn moeder gesproken. Dat was op 14 maart 1945. Voor die ontmoeting is tante Jans die dag op de fiets naar Alkmaar gegaan, met een zelfgebakken stoet als cadeau voor de jarige. Ik zat bij haar achterop. Het was een emotioneel weerzien met mijn moeder. Vooral omdat we bij het afscheid niet wisten hoe lang het zou duren voor we elkaar weer zouden zien. Nelly bleef tot ver na de bevrijding in Waarland. In juni 1945 ging ze weer terug naar Haarlem: haar oudste twee broers haalden haar met een handkar op. Om de beurt liepen ze of zaten ze in het wagentje: ruim vijftig kilometer lang. Met een stadse tongval In de polder maakte Nelly kennis met de anderen van het gezin Bruin: moeder Jans en de kinderen Piet, Riet, Annie, Vroon, Kees en de kleine Jan, die net kon lopen. Later zouden ook hun jongste kinderen Frans en Greet nog ter wereld komen. Omdat Riet en ik bijna even oud waren, was er tussen ons direct een klik. Thuis in Haarlem hoorde ik bij de jongsten van het gezin, daar moest ik me voegen naar wat de ouderen hadden bedacht. In het gezin van ome Piet en tante Jans hoorde ik bij de oudsten. Daardoor telde ik helemaal mee en dat vond ik toch wel leuk. Ze weet nog goed dat ze de eerste keer te eten kreeg, in Waarland. Ik vond het heerlijk. Maar na al die maanden hongeren, was mijn maag compleet van streek toen ik weer een flink vol bord had leeggegeten. De dag na hun komst gingen de kinderen uit Haarlem in Waarland naar school, maar dat duurde maar een paar weken. Het werd té vol in de klaslokalen. Daarom ging ik voortaan alleen nog maar op dinsdag naar school. Daar leerde ik meteen veel andere dorpsgenoten kennen. Zo hoorde ik er al gauw helemaal bij.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 2015 | | pagina 9