HET WAARLAND MYSTERIE .ar ‘wel Piet Kleverlaan 11 De familie Eecen in Oudkarspel heeft een boekwerkje met herin neringen van kinderen en van volwassenen die in de oorlog in dit dorp waren ondergebracht. Eén van hen was Jaap Stokmans, die toen bij Houthandel Eecen werkte. Hij heeft op een Sherlock Holmes-achtige manier het Waarland Mysterie beschreven. Een verhaal met raadselachtigheden rond het verdwijnen van hout. Uit de herinneringen van enkele Waarlanders blijken de feiten rond dit mysterie op waarheid te berusten. In een boet bij de loopbrug van de Waarlandspolder naar de Speketer werd het hout van Eecen verborgen gehouden. Ook op het platteland Eind november begon men zich ook op het platteland af te vragen, hoe men de winter door moest komen met zo weinig eierkolen of antraciet in het kolenhok. Hout als brandstof was een goed alter natief. Maar die voorraad zou eveneens uitgeput raken. Onze omgeving is bekend om z’n koolteelt en men gebruikte toen ook koolstrukke voor in de kachel. Na de Houthandel Eecen In 1805 liet Cornelis Eecen een hout zaagmolen verplaatsen van Alkmaar naar Oudkarspel. Het begin van de Konink lijke Houthandel Eecen, welke nu eigen dom van PontMeyer is. Het hout voor Eecen werd per schuit aan gevoerd. Alvorens het gezaagd en verwerkt werd, moesten de boomstammen één tot drie jaar in het water liggen. Dit was om de duurzaamheid te verhogen. Het hout lag toen in ’t Waartje achter het bedrijf. In het laatste oorlogsjaar was uit dit water een hele partij boomstammen verdwenen. Jaap Stokmans schreef hierover: Eenza me koolboetjes, benevens afgelegen tuin- dersschuurtjes worden door detectives in uniform doorsnuffeld. In het Waarland wordt het eerste spoor gevonden. Bij een brug staat een lange koolboet en hier liggen talrijke twee meter lange Rijn- landsche dennen op verdere bewerking te wachten. Onder wat bossen riet vinden ze vijf stukken van wijlen een eiken stam, terwijl een andere stam al de neigingen van een weesmeisje vertoont, n.l. half doorgezaagd. De brug was de houten loopbrug bij het Roodpannenhuis. Het gebeurde ruim 70 jaar geleden en Tinus Bruin, die nu in Zijdewind woont, vertelt hierover het volgende: Ik was veertien jaar en het gebeurde in de winter van ’44-’45. M’n ouders, Jan Bruin en Immetje Jong, woonden aan de Westkade (nu: Bleek- meerweg 9). Vlak bij ons woonden ome Piet, ome Hendrik en ome Tinus Bruin. Verder ook: Jan Zut in het Roodpan- nenhuis, in de Speketer de jongens van Kramer: Hendrik, Jan, en Gert en Jaap Groot (nu: Bleekmeerweg 8). En dan was er nog Cor Droog, die bij ome Piet werkte en met een schuit producten naar de veiling in Noord-Scharwoude bracht. Ik herinner me dat vader, toen we aan tafel zaten, aan ons vertelde dat, m’n broers Piet, Cor, Jan, Henk en ik, kooltoid werden ze van de akker gehaald en gedroogd. De strukke brandden als een fakkel, maar ze waren in een mum van tijd door de vlammen verteerd. e winter van 1944-1945 staat bekend als de Hongerwinter. Vooral in de steden was er een groot tekort aan voed sel. Maar ook aan brandstof, die nodig was om te koken en het huis te verwar men. Toen het niet meer mogelijk was om aan steenkool te komen, gingen de men sen zelf op zoek naar brandstof. Alles wat brandbaar was, kon men gebruiken; van bomen en bielzen tot telefoon- en elektriciteitspalen. Dat was uiteraard verboden, maar nood breekt wet.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 2015 | | pagina 11