T r
27
Kees Bruin is diverse
keren in Nederland
teruggeweest. In 1984
ging hij samen met zijn
vader naar Lourdes.
Zijn moeder Cornelia
Bruin-Bruin was op
23 juni 1983 overleden.
Hier staat hij op de trap
van het vliegtuig.
Vanaf1980 draaide ik mee in de raad
van de Spiritijnen, eerst als assistent
later als de tweede man van pater Harrie
van Loon, onze principaal overste.
Vervolgens ben ik ook nog zelf overste
geweest, op het einde, een kleine twee
jaar. De communiteit in Kameroen
telde toen zo’n twaalf leden, onder
Van Loon waren het er nog twintig. Er
werkten heel veel zusters. En heel veel
ontwikkelingswerkers, afkomstig uit
Frankrijk, maar ook uit Canada, Polen
en Nederland. Ze kwamen allemaal
graag bij ons.
Het thuisfront
De laatste spreker in de rij op de receptie
bij zijn wijding was Piet Kuijs, bestuurs
lid van de gymnastiekvereniging Con
Amore, maar ook de ex-medegevangene
van zijn vader. Zijn woorden zouden
Franse pater en een Italiaanse zuster
spoorden nog wel patiënten op, maar de
ziekte was toen onder controle.
Maison Spiritaine
In Bertoua, inmiddels een flinke stad,
was het Maison Spiritaine. Het was
geen missiepost, maar een vaste plaats
voor de Spiritijnen in Kameroen om
te vergaderen en uit te rusten. Een
studiehuis ook. Hier vond Kees Bruin in
1996 zijn eindbestemming.
Terug in Nederland
In 2000 was ik als overste vanuit Kameroen
aanwezig bij het kapittel. Ik werd toen
benoemd in Eindhoven, in het ’Missio
nair Team’, dat al vanaf1984 hulp gaf
aan ‘randmaatschappelijken zoals
daklozen en kinderen in ‘inloophuizen’.
In 2005 - het jaar waarin mijn vader
overleed - werd ik benoemd voor Rot
terdam Zuid, Pendrecht, in de Bavo-paro-
chie. Maar ook werkte ik in de parochie
van de Kruisvinding, met een internati
onaal team van priesters uit Nigeria en
Kameroen. Vaak ben ik voorgegaan in de
Kruisvinding, waar ooit ook Gerrit Wester
heeft gestaan. Bij al dit pastoraal werk
hoorden eindeloos veel vergaderingen.
In Gemert zochten ze iemand voor het
secretariaat van de provincie, die toen
76 paters telde. Dat werd zijn volgende
benoeming, in 2009. En dat is hij na de
sluiting van Gemert en de verhuizing
naar Gennep nu nog.
De kerk van Abong’Mbang is gebouwd
in 1954-1955 door broeder Mebius
Hettinga. Een bakstenen gebouw in plaats
van een hut van klei met een strooien dak.
Flinke stenen, een soort kloostermoppen,
en hout uit de brousse. ‘s Morgens ging
Hettinga het bos in met kapmes en zocht
de bomen uit. Ook deed hij het transport
met een tientonner om bouwmaterialen
te vervoeren over een afstand van 480
kilometer, van de hoofdstad naar het
binnenland.
Koelkasten waren er toen niet, wel in
de schaduw een soort kasten met gaas.
De poten daarvan stonden in blikjes
petroleum, zodat de mieren er niet
tegenop konden kruipen. Aldus zijn
voorganger pater André van Ooijen, die
twintig jaar vóór Kees Bruin werkzaam
was in Abong’Mbang. Stromend water
was er toen evenmin. Het voedsel was
uiterst vreemd voor wie net uit Gemert
en Parijs kwam: gebakken
bananen, zoete aardappelen
en maniok. Naast het
Frans, dat uiteindelijk door
driekwart van de bevolking
werd gesproken, heeft het
Ewondo - temidden van wel
120 kleine talen - meer taal
eenheid gebracht. Van Ooijen:
Het missiewerk was heel
complex. Je hebt natuurlijk
eerst de verkondiging van
het evangelie, de Blijde
Boodschap, maar iemand
die arm is heeft andere
problemen aan zijn hoofd.
Op de missieposten hadden
wij ook zusters. De meeste
van deze zusters waren
verpleegkundigen. En een
heleboel missieposten hadden
scholen. Geen missie zonder
ontwikkelingswerk.
Zeker voor de voorgangers van Kees
Bruin gold nog dat er veel aandacht is be
steed aan de bestrijding van melaatsheid.
Zieken leefden in afgezonderde dorpen,
leprozerieën genoemd. In Abong’Mbang
was voor hen daar ook een eigen kerk,
waarvan de bouw bekostigd is met bij
dragen uit Nederland. In mijn tijd was de
melaatsheid op zijn retour. Toch waren er
nog wel leprozenkolonies, apart van de
dorpen. Als je daar voor het eerst kwam,
was het schrikken van de enorme stank,
afkomstig van verrot mensenvlees. Een
I L
W
Ihe Flyin