25
Op bezoek bij broer Kees in 1976
Op 10 februari 1976 ben ik vanaf Parijs naar Yaoundé in Kameroen gevlogen. Daar zou Kees zijn, maar door een
misverstand met een taxi belandde ik een hotel voor paters. De dag erop ben ik meegereden met een Hollander en
tenslotte met een bus in Abong’ Mbang aangekomen, waar ik Kees trof. Vandaar was het nog 130 km naar Lomié,
alleen maar slingerende landwegen, nergens asfalt. Een rit van drie uur. Af en toe stoppen om mensen te groeten. Ik
hoorde steeds mon père tegen Kees zeggen. Nou, nou dacht ik, maar hij was de pater. Ik zag de mensen wonen in
hutjes met palmbladeren daken en koken op een roostertje met een gat eronder waar het hout in brandde. Alsofje op
kamp was. De missiepost Lomié had een hele mooie kerk, ook het huis zag er goed uit, met een refter. Henriette, de
kokkin, zorgde voor een heerlijk diner. Er was geen elektra, dus ging om zeven uur de olielamp aan. De volgende
dag met Kees het dorp in naar de prefect om te melden dat ik was aangekomen. Ook maakten we een wandeling door
het bos samen met wat vrouwtjes die een enorme mand droegen om op de plantage eten te halen. Daar aangekomen
rustten ze wat uit en gingen aan de slag: pinda’s zaaien en ook oogsten, bananen plukken, onkruid hakken en bomen
kappen. Ook werd er water uit een natuurlijke bron meegenomen in emmers op het hoofd. In het dorp zaten de
mannen onder een bescherming tegen de zon lekker te converseren over alles en niets. Mannen praten, vrouwtjes
werken, maar de mannen voeren wel het hout af van de plantage. Met Kees was ik ook in een dorpje waar ze een
huisje bouwden. Eerst werden er gelijke boomstammen van rond 20 cm bij elkaar gezocht en op maat gemaakt.
Vervolgens in de grond geslagen en met stevige lianen aan elkaar gebonden. Tien cm van elkaar bleven er openingen
over. Het ’cement’ werd in een gat naast het bouwwerk gestampt, water met rode klei. Met emmertjes ging het naar
de bouw en daar werden de openingen dichtgesmeerd. Deuren waren er niet. Later hing er dan een lap stof als deur.
De rode klei droogde in de zon keihard. Daarna kon men de sparren er opleggen en de palmbladeren als dak. En
klaar was het huis. Voor zijn tournees gaat Kees een paar dagen de brousse in met de jeep, een Landrover. Het dorp
waar we naar toe gingen, was Zoulabot, een afstand van ongeveer 50 km. In dit gebied wonen ook pygmeeën. Het
zijn jagers. Hun ronde hutten zijn gebouwd met gebogen palen van 8cm dik en een dak van palmbladeren. Je kunt ze
vergelijken met een iglo. Na diverse bruggetjes kwamen we aan in Zoulabot. De landweggetjes waren droog, geen
last van glibberigheid. We werden hartelijk ontvangen. Er waren al heel wat mensen die pater Kees wilden spreken.
Maar eerst naar onze slaapplaats: een bamboebed met een strooien matras en een deken, best op geslapen. De
volgende dag heeft Kees nog een aantal kinderen gedoopt en een paar zieken bezocht. De mensen waren blij dat hij
weer eens bij hen langskwam. De vrouwtjes brachten wat kippen en mais en ananas voor weer een heerlijke maaltijd.
Kees moest nog het een en ander met de dorpsraad bepraten, ze wilden nog wat voor hun kapelletje hebben. Het was
goed verlopen en we zijn weer naar Lomié gegaan.
Modernisering
Met de aanstelling in 1981 in Diang,
zijn vijfde standplaats, kwam hij opnieuw
in een bos-en savannegebied. Doordat
zijn collega overleed, kwam hij in 1985
als priester alleen te zitten. De Spiritijnen
minderden steeds meer in aantal. In Diang
waren een landbouwschool en een tech
nische school, die goed draaiden. Ook
was er een opleiding voor catechisten
en een zustershuis.
Er was zelfs een ziekenhuisje. De zusters
assisteerden in het ziekenhuis, verleen
den hulp aan vrouwen en meisjes en
verzorgden net als ik catechismuslessen.
Behalve de Spiritijnen waren er Broeders
van de Christelijke scholen en Franse
vrijwilligers. De dorpen lagen hier min-
Zijn reisverslagen heeft hij zorgvuldig
bewaard. Hij schrijft o.a. over het werk
van z’n broer en over het leven van de
inlandse bevolking. Voor dit artikel heeft
hij de pagina’s over z’n eerste indrukken
van Afrika een beetje aangepast.
der ver uit elkaar dan bij zijn vorige post.
Voor het vervoer was er oorspronkelijk
een 2CV beschikbaar, de leiders van de
scholen reden al gauw in Pick-ups. Kees
Bruin had toen de beschikking over een
Renault 12. Ik weet dat de weg tussen
Bétaré-Oya en Bertoua, een afstand van
180 km, in 2006 is geasfalteerd, waar
door de reis tot 2 uur is teruggebracht.
In mijn tijd bestond de route uit lateriet,
een verweerde laag verpulverd rotsge
steente. Het zag er rood en gravelachtig
uit. Gaten werden steeds weer proviso
risch gedicht.
Ook in Kameroen moderniseerde de
kerk. Het latijn in de mis werd vervangen
door de volkstaal. Op de catechistenschool
werd het missaal in de taal van het volk
omgezet, een langdurig project van lera
ren en leerlingen. Zelf vervaardigd en
vermenigvuldigd op een stencilmachine.
Ewondo was dan wel de gepropageerde
inheemse landstaal, maar alleen al in Diang
werden door drie verschillende bevol
kingsgroepen - de Maka, de Bobilis en