23
Eerste Communie in
Messamena, z’n derde
missiepost.
prachtige lange mensen, van oorsprong
Niloten. Hun vrouwen, die je kalebassen
zag dragen met melk, maakten zich, als ze
in onze dorpen verbleven, extra mooi op bij
ons achter de garage en de keuken.
Na een maand was hij zover, dat hij zijn
eerste rondgang ofWel tournée kon gaan
maken, samen met een catechist. Het
was altijd een hele onderneming en dat
ook nog eens drie keer per jaar. Met een
beetje geluk kon je meerijden met een
vrachtwagen of anders te voet tot onge
veer zestig kilometer van de missiepost.
In die tijd was een auto nog een zeld
zaamheid. Dorpen lagen zo’n kilometer
of tien van elkaar. De catechisten waren
onmisbaar, alleen al om hun kennis van
de taal. Maar ook hun kennis van men
sen. Vaak beperkte een missionaris zich,
Tournées
Eind augustus 1968 kreeg Kees Bruin zijn
tweede post, in Betaré-Oya, nu als kape
laan. Bétaré-Oya ligt in een savannegebied,
180 kilometer ten noorden van Bertoua.
Het zouden drie jaar worden, nooit ben
ik ergens erg lang geweest. We vormden
daar al catechisten en dorpsraden. Ik kreeg
met een andere taal te maken, namelijk die
van de Baya ’s, een hoofdstam die voor een
groot deel protestants of nog ’heidens was.
De boekjes en liedjes voor de liturgie
waren weer wel in het Ewondo.
Elke missiepost had wel wat vaste mensen
aan het werk: een kok of kokkin, een tuin
man en een wasvrouw of -man. Soms kon
den we voor bijvoorbeeld de was terecht
bij de zusters van de missiepost. Geregeld
kwamen er veehoeders langs, de Bororo’s,
zeker in de beginjaren, tot de mis opdra
gen en het dopen van degenen die door
de catechisten waren voorbereid. Daar
naast verdiepte hij zich in de leefwijze
van de mensen. Vooral een huwelijk met
meer vrouwen was voor de missionaris
een steeds terugkerende zorg. Hij was
een soort controleur en handhaver van de
katholieke leer.
Een week lang bezocht ik elke dag een
ander dorp. Je deed alles alleen. Honder
den catechumenen doopte ik dan rond
Pasen. Een groot deel van het werk was
het onderhouden van contacten met de
dorpsraden van de katholieke gemeen
schappen of met leden ervan, de conseil-
lers. De bijbel was leidraad, maar vooral
ook het gewone verstand. Mijn overste,
Kees Gijsbers, was gelukkig een man die
alles wel begreep, niet alleen een talen
wonder maar ook iemand die de mens
door en door snapte. Hij is zelfs ooit ook
in Waarland geweest bij mijn ouders. Wel
een eenzaat, niet gewend aan werken in
team of met thema S, maar een fijne vent.
De lemen hutten van rode klei waren in
mijn tijd al geen ronde gebouwen meer.
De voorschriften van de Fransen hadden
gezorgd voor vierkante gebouwen, met
een indeling in vertrekken. De palmbla
deren als dakbedekking werden vervan
gen door golfplaten.
Overnachten en eten waren ineens heel
anders dan je gewend was in Nederland.
Het voedsel was bij voorbeeld stevig
voorzien van piment: een specerij be
staande uit de gedroogde onrijpe vruch
ten van de pimentboom; ook wel jamaica-
peper geheten. Wie er als missionaris niet
tegen kon, zorgde er op tournées voor,
dat hij zelf Nederlands eten bij zich had,
meestal blikgroenten en wat brood.
Een geboortebewijs nodig
Er waren diverse scholen in Bétaré-Oya.
Ook een middelbare school. De onder
wijzers waren meestal leerlingen die zelf
net waren geslaagd voor het staatsexamen
en nog geen verdere opleiding hadden
gehad. Catechese nam in het onderwijs
een belangrijke plaats in.
Heel veel kinderen hadden overigens niet
eens een geboortebewijs. Daar heeft Kees
Bruin veel aan proberen te doen, onder
gezeur van de ouders. Een geboortebewijs
was nu eenmaal nodig voor het doen van
staatsexamens. Er kwam tanden kijken
aan te pas in verband met de leeftijd en