18
Een akte van 1667.
Archief: Paling en
Van Foreest.
Provenhuis Paling en Van Foreest
Pieter Claesz. Paling was van 1516 tot 1533 burgemeester van Alkmaar. Hij was getrouwd met Josina van Foreest
en hij was één van de rijkste inwoners van deze stad. Tijdens zijn ambtsperiode stichtte hij een provenhuis. Hun enig
kind Wilhelmina, getrouwd met Andries Willemsz. van Outshoorn, liet na haar overlijden een flinke som geld na om
het provenhuis in stand te houden.
Vóór het beleg van Alkmaar in 1573 lag het provenhuis buiten de Geestpoort en daarna kwam het binnen het
nieuwe bolwerk te staan. Het was aanvankelijk alleen bestemd voor katholieke vrouwen, maar later mochten er ook
gereformeerde dames wonen.
In de loop der jaren zijn er verschillende verbouwingen geweest. Het huidige provenhuis telt 13 woningen, inclusief
de woning van de beheerder en staat onder bestuur van een College van Regenten.
(Uit: Hofjes van Alkmaar door Juijen Vis, 2013).
In 1667 werd de jaarlijkse erfpacht van
f 24,- op het perceel de Veeringcamp
gekocht door het provenhuis Paling en
Vlaems (pond) stuck. In de Nederlanden
was naast de gulden ook het Vlaamse
pond een munteenheid om mee te beta
len en om de koers vast te stellen was de
toevoeging van xl grooten Vlaems stuck
erbij geschreven. Een Vlaams pond was
onderverdeeld in 20 schellingen of 240
groten. En in het jaar 1620 was 1 Vlaams
pond gelijk aan 6 gulden; 1 gulden was
dus gelijk aan 40 groten.
Meelmolen
In de genoemde akte uit 1620 wordt niet
geschreven over een molenaar. Bijna
veertig jaar later is dit wel het geval.
In een akte van 17 oktober 1658 staat:
een stuck lants leggende in de stede
Oudeniedorp in de bedijcte Slootgaert
groot ruim drie geersen genaemt de
Veeringcamp gepossideert (in bezit
hebbende) bij Heyndrick Cornelisz.
meelmoolenaar alles naer breeder in
sonder vande erfpachtbrief in dato des
iie (2e) april anno 1620.
Van Foreest uit Alkmaar. Hiervoor werd
een bedrag van f 800,- betaald. Voor het
provenhuis was dit een vorm van geldbe
legging, want deze transactie bracht 3%
rente per jaar op. In een akte van 12 juni
en ondertekend door Cornelis Kroone
werd dit vastgelegd. Ontfangen bij mijn
ondergeschreven uyt handen van Jacob
Walich Brederode, als rentmeester vant
proventtuys gefundeert bij Pieter Claesz.
Palingh en Josina van Foreest d ’somme
van achthondert guldens in voldoendinge
van een erffpachtbrieff van vierentwintich
gulden jaerlicx op een stucke landts in de
Slootgaert aent voorschreven proventtuys
vercocht beloovende d’selve theerste rent
voorschreven proventtuys tot der selver
costen te transporteren. Actum 12e juny
XVIC sevenentsestich.
Broodnodig
Vanaf de 12e eeuw werd brood in ons
land een belangrijk volksvoedsel. Het
malen van het graan ging nog erg primi
tief, totdat er molens kwamen. Bij een
meelmolen doen de twee molenstenen
het maalwerk. De onderste steen of
ligger zit vast aan de vloer met daarboven
een maalsteen of loper. Via een stortkoker
komt het graan op de ligger terecht en de
draaiende loper plet de korrels tot meel.
Voor de gewenste fijnheid van het meel
is de instelling van de maalsteen ten op
zichte van de ligger heel belangrijk.
De molenaars maalden rogge, haver en
tarwe tot meel en gierst tot veevoer. Het
meeste was rogge en haver, want het
grootste deel van de bevolking bakte
hiervan brood of koek. Tarwe was voor
de rijke mensen. Het is aannemelijk dat,
toen er rond 1650 een molen in Zijde
wind werd gebouwd, de boeren uit de
Slootgaard en de Waarlandspolder hun
AH H
-
o. n j
Of." rif I J,