Reacties van
Mook, 1 juli 2014.
Jan Houtenbos en Piet Kleverlaan.
12
Dirk Bruin en Geertje Wester
waren in 1956 40jaar getrouwd.
Tot 1960 was Kameroen een Franse en
vóór de Eerste Wereldoorlog een Duitse
kolonie. In 1966 telde het bisdom Doumé
in Oost-Kameroen totaal 70 spiritijnen,
paters en broeders. Er waren toen twee
a drie paters per missiepost. In de jaren
zeventig werd steeds duidelijker dat er
weinig Europese spiritijnen in het gebied
zouden overblijven. In 1975 waren er
gelukkig al wel enkele inlandse priesters.
Om de drie jaar was hij enkele weken
terug in Nederland. Twee keer heeft hij
een sabbatjaar gehad. De eerste keer was
na twaalfjaar, in ’80 -’81.
In Leiden heeft hij toen culturele antropo
logie en niet-westerse sociologie gestu
deerd. Het tweede sabbatjaar was vijftien
jaar daarna. Hij bracht dit jaar door in
Parijs aan het Institut Catholique, een
instelling voor studerende en bijtankende
missionarissen. Dit jaar werd afgesloten
met een groepsreis naar Israël.
Van Piet van Kleef uit Oudkarspel kregen we een reactie op het verhaal over pater
Gerrit Wester. M’n schoonmoeder is Wil Bruijn-Bruin en zij is een dochter van Dirk
Bruin en Geertje Wester. Ze was erg verguld toen ze het verhaal over haar heeroom
had gelezen. Ze herinnert zich nog een uitspraak van hem als hij op bezoek kwam en
de tafel goed gedekt was. ’Wat in de mond komt, zondigt niet.’
Een vervolg
De ervaringen van Kees Bruin op de
diverse missieposten in Oost-Kameroen
zijn het onderwerp van een volgende bij
drage. Hoe zag het dagelijks leven eruit,
hoe waren de contacten met de locale
bevolking en wat heeft het Waarlandse
thuisfront voor hem betekend?
Geraadpleegde bronnen:
- Een familie Brui(y)n in West-Friesland,
1985.
- Noordhollands Dagblad 31 maart en
28 oktober 1967.
- Toendertoid 6, 8, 42 en 43.
- www.missie-geest.nl
(site van de Congregatie).
Op Toendertoid 44 zijn verschillende reacties binnengekomen. Ook deze keer kregen we vaak te horen dat onze verhalen
zo interessant zijn omdat er over personen wordt geschreven. En met herkenbare situaties, zoals in het laatste nummer
over de jeugdbeweging, een Waarlander die priester werd en over een gezin dat ging emigreren.
Over die emigratie vertelt Gerard Pancras, zoon van Nic. Pancras en Alie Bakker, het volgende: Ik herinner me nog. Ik
was een jaar of elf toen op een morgen buurvrouw Jaantje Jonker bij ons in huis aan de Kerkstraat kwam om afscheid
te nemen van m’n moeder. Het werd een grote huilpartij. Ook weet ik nog, dat we
enkele dagen daarvoor van haar man Jóne zeil hadden gekregen. Dit konden we goed
gebruiken als vloerbedekking voor op zolder, waar wij toen sliepen. Niets immers
werd weggegooid in die tijd.
Ook mevr. Vroon Groen-Mooij herinnert zich: M’n man Jaap deed in die tijd nogal
eens een klusje voor Cor Jongkind van ’t Verlaat. Op een zaterdagmorgen moest hij
met een volkswagenbusje vader, moeder Jonker en hun zeven kinderen naar Amster
dam brengen. Ze emigreerden naar Australië. Het kon allemaal net, want er was ook
nog bagage bij. Toen Jaap thuis kwam vertelde hij me dat het geen leuk ritje was.
Er heerste een verdrietige stemming.