25 JAAR MOLENAAR VAN
DE WAARLANDSPOLDER
Piet Kleverlaan
6
Ouderenzorg is niets nieuws, het is van alle tijden. Vandaag
de dag stimuleert de overheid zolang mogelijk thuis te blijven
wonen. Daarnaast verlenen verpleegtehuizen en instellingen zorg
op maat. In dit artikel gaan we terug in de tijd. Zo’n tachtig jaar
geleden kwam Rietje Weel vanuit Langedijk bij haar grootouders
te warskip. En in 1941 heeft ze bijna drie maanden bij haar opa,
die toen weduwnaar was, het huishouden gedaan.
Te warskip
Toon Broersen werd op 1 augustus
1917 aangesteld als molenaar van
de Waarlandspolder. Hij was de
opvolger van Piet Noordstrand jr. Het
polderbestuur moet veel vertrouwen
in Toon Broersen hebben gehad, want
ervaring met het molenaarsvak had
hij niet. Naast molenaar, werd hij
machinist, dijkwerker en de eerste
jaren ook sluiswachter. Hij begon met
een jaarwedde van f 150,- hij had vrij
wonen en mocht het land rondom de
molen gebruiken. Wanneer alle tien
kinderen thuis waren, was het een
volle boel in de molen. Dat gebeurde
overigens niet zo vaak, want de meesten
gingen, als ze eenmaal twaalf jaar waren,
buitenshuis werken en kwamen dan
alleen op zondag thuis.
Mevrouw Koopman herinnert zich:
Ik was een jaar of vijf, toen mocht ik
voor het eerst te logeren, te warskip in het
Westfries, bij opa en opoe Broersen. Van
uit Zuid-Scharwoude, vlak bij de Kromme
Brug waar we toen woonden, was het toch
een heel stuk. Bij vader achterop de fiets,
bij de ringvaart over een houten brug,
langs een smalle kaai en ook nog over de
sluis. Zo kwamen we bij de molen.
Een of twee jaar later ging ook mijn zus
Ali mee. Opoe maakte schapenkaasjes
en had Amsterdamse uitjes in het zuur.
Lekkernijen waar ik nu nog met plezier
aan terugdenk.
Twee ooms, Piet en Jo, en tante Jans
waren nog niet getrouwd en ze woonden
nog thuis. In de woonkamer was een
schouw met een tegelplateau met afbeel
dingen van een boerderij, een vrouw met
een juk en een hondje. Ook waren er twee
bedsteden, één voor opa en opoe en één
voor tante Jans. Mijn zusje en ik sliepen
dan in de onderkooi van de bedstee van
tante Jans. In de andere kamer, de bin
nenkamer genoemd, was ook een bedstee,
daar sliepen ome Piet en ome Jo.
We werden wel verwend door opoe, hoor.
Want ze deed vaak spelletjes met ons. We
waren immers haar oudste kleindochters.
Ik weet ook nog dat we op een dag pan
nenkoeken mochten eten bij ome Dirk
Broersen en tante Trien Laan. Ze woonden
in een boerderij even verderop. Ome Dirk
vertelde ons dat deze boerderij ook nog
kerk was geweest. We mochten op de koe-
gang zitten en daar kregen mijn zusje en ik
heerlijke pannenkoeken met stroop. Lang
zamerhand werd het logeren in Waarland
voor mij wat minder. Dit kwam omdat
ook mijn andere broertjes en zusjes een
keertje wilden.
evrouw Riet Koopman-Weel is
geboren op 19 december 1924
en woont nu in Noord-Scharwoude.
Ze is de oudste
dochter van Arie
Weel en Maartje
Broersen en een
kleindochter van
Toon Broersen
en Marie Sweep.
Ze vertelt: Mijn
opa was tuinder
in Waarland. Na
zijn benoeming
tot molenaar
verhuisde het
gezin naar de
molen. Er waren
toen negen
kinderen: vijf
jongens en vier
meisjes. Alleen
hun jongste kind, m’n tante Jans, is in
de molen geboren.
I Rietje en Ali Weel
I voor de molenboet.