23 werkte ze gedurende twee jaar bij Van Berkel. Bij hetzelfde bedrijf waar haar vader in dienst was. Verder paste ze op kinderen van een Australisch echtpaar, hun vroegere buren. Ria slaagde voor een cursus receptioniste en ze schreef dit aan haar vriendin: Monbulk, januari 1965. Ik werk nu 5 maanden in Belrave. Dat is five myles bij ons vandaan en ten minutes met de car en ik werk daar als secretary. Het is een Real Estate, een verkoper van huizen en landerijen. In al haar brieven en kaarten heeft Ria het over het kopen of het maken van kleding. Ik heb in Melbourne ’n regenjas, bruinig met een rode gloed erover heen en met een dubbele rij knopen gekocht. Ook een winterpakje, zwarte handschoenen, een mooie jurk, aqua kleur in courtella materiaal. Ik heb pas nog een jurk voor me eigen gemaakt en een angora truitje voor me gebreid. Het patroon stond in de Margriet die krijgen we iedere maand opgestuurd van tante Grietje. Verder schrijft ze: Met Nieuwjaar ben ik naar een dance geweest. Het was er stamp vol, je kon er alleen een beetje schuiven. M’n witte schoenen waren gewoon zwart geworden. Ik heb nieuwe gekocht voor 4Gpond, omgerekend f 36,-. Ze heeft niet zo lang bij die makelaar gewerkt. Het is 31 oktober 1965. Ik sta nu in een apotheek en voor deze baan volg ik een cursus. El het is zo moeilijk om Hollands te schrijven, ik praat op heden altijd Engels. M’n friend heet Jim, een Australian. Ik werk nu bij een che mist. Ze komen met prescriptions aan en dan maken we die klaar. Ik heb het er best naar mijn zin. Thea Jonker en Jack Pater. De foto is genomen bij het huis van ome Gert en tante Grietje aan de Veluweweg 19. Van ’n brulleft komt ’n brulleft In oktober 1958 vertrokken we vanuit Waarland naar Australië. Ik was toen elf jaar, zo begint het verhaal van Thea, de tweede dochter van Joop of Jóne Jonker en Jaantje van der Fluit. Na m’n schooltijd werkte ik in verschillende winkels en de weekenden waren om uit te gaan. Met een groep vriendinnen te dansen en zo nu en dan een vriendje. Maar toen ik negentien was, wilde ik wat anders. M’n moeder had nog steeds heimwee en ik wilde wel eens weten; hoe goed t in Holland was. Vader zei: ’Als je eenentwintig ben, dan mag je. En je moet de reis zelf betalen. Die overtocht kostte toen vijfhonderd dollar. Ik werkte toen zeven dagen in de week, bij een bouwbedrijf, in een restaurant en ik paste op kinderen. Op 8 oktober 1968 was ik jarig en twee dagen later stapte ik op de boot. In Amsterdam werd ik opgewacht door ome Gert en tante Grietje en vandaar uit gingen we met de taxi van Valk naar Waarland. Bij ome Gert en tante Grietje mocht ik komen wonen. Toen ik de eerste zondag naar de kerk ging, had ik m’n haar omhoog en een bontjas aan. Toen er werd gezegd: ’Die Jóne Jonker heb ’t zeker best daar, want dat moidje van hem heb ’n bontjas an’, vond ik eigenlijk best wel grappig. Eerst vond ik werk in een atelier in Langedijk en later bij Vet. Deze had een de kledingzaak in Alkmaar. Natuurlijk bleef ik in de weekenden niet bij ome Gert en tante Grietje zitten. Ik had een fiets gekregen en Joop Jongkind had er iets moois van gemaakt. Eropuit, te dansen in De Posthoorn van ome Willem Jonker of ergens anders in West-Friesland. Op ’n avond vroeg Jack Pater me te bruiloft; z’n zus Ans ging trouwen met Jan Putter. Ik stemde ermee in en van een bruiloft kwam een bruiloft. En Jack wilde mee naar Australië. Toch was er nog een probleem. M’n moeder was een nicht van de vader van Jack en daarom moest voor ons kerkelijk huwelijk bij de bisschop dispensatie gevraagd worden. Die kwam en in december 1969 trouwden we voor de wet en op 16 januari 1970 voor de kerk. In het huwelijksboek van de parochie van de H. Wulfram staat: cum dispensatione consang, met dispensatie door bloedverwantschap. Deze dag werd voor ons een onvergetelijke, ook omdat m’n moeder erbij was. Na ruim elf jaar kwam ze voor het eerst over. Moeder ging terug met het vliegtuig en in februari vertrokken wij met de boot. We hadden gehoord dat Cor Beemsterboer en Nel de Nijs uit Warmenhuizen in 1969 naar Australië geëmigreerd waren. M’n zus Ria had voor hen woonruimte gezocht in Monbulk en m’n vader hielp Cor aan werk. Hij kon beginnen als plaatwerker bij garage Smith. Toen we Cor en Nel ontmoetten, was er meteen een klik tussen ons. Ze zijn in 1971 weer teruggegaan naar Holland, maar onze vriendschap is gebleven.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 2014 | | pagina 23