9 algeheel erfgename onder de last van het vorenstaande de Roomsch Katholieke Kerk der Parochie van den Heiligen Wulfram te Waarland. Ruim vijf weken na het opstellen van zijn testament overleed J.J. Vollering op 12 augustus 1939. Hij was toen 62 jaar oud. In de Schager Courant stond een kort bericht, waarin we lezen: Vanaf de oprichting der Parochie te Waarland heeft J.J. Vollering het pastoraat aldaar vervuld. Ook wist hij zich door zijn eenvoudigen omgang bij ieder geacht te maken. En verder heeft hij veel gedaan voor de ontwikkeling van het maatschappelijk werk in Waarland. Een tegenvaller voor Waarland kreeg kort na het overlijden van Vollering een nieuwe pastoor. Op 28 augustus werd door de Mgr. J.P. Huibers, bisschop van Haarlem, tot pastoor benoemd: W.P. Nijssen, kapelaan in de St. Lidwinakerk te Haarlem-Noord. De afwikkeling van het testament van Vollering zorgde nog voor de nodige opwinding. De erfenis voor de drie familieleden van f 1.000,- was voor hen een enorme tegenvaller. Zijn broer Gijsbert stuurde kort na het bezoek aan Waarland een brief aan het bisdom en vroeg naast zijn erfdeel om nog f500,- De executeur van het bisdom had geen bezwaar, maar kon zelf niet beslissen. Hij liet dit over aan het kerkbestuur. De nieuwe voorzitter, pastoor Nijssen, was hier faliekant tegen. Vollering zou zich in zijn graf omdraaien, wanneer hij te weten zou komen dat hij nog f500,- extra zou krijgen. De kerkmeesters waren overdonderd en ondertekenden de brief aan het bisdom, waarin het bedrag werd geweigerd. Dit was de eerste kennismaking van de leden van het kerkbestuur met de nieuwe pastoor. Er zouden later nog de nodige irritaties volgen. In de notulen lezen we niets over die ergernissen. Wel staat in telegramstijl weergegeven: Pastoor Vollering heeft heel veel privé geld aan de kerk vermaakt. Het juiste bedrag is vandaag, 13 mei 1940, nog niet bekend, maar bedraagt meerdere duizenden guldens. Van de vicaris generaal heeft het kerkbestuur toestemming ontvangen om Wie na zijn dood de erfgenamen zouden zijn, daar durfde Piet Nieuwboer jr., als lid van het kerkbestuur, niet naar te vragen. Maar met de gedachte: voor wat hoort wat, hoopte hij dat zijn vermoeden waarheid zou worden. Hij wist immers nog hoe Vollering in 1919 zijn vader had bewogen de helft van zijn bezittingen onder bepaalde voorwaarde aan de kerk te schenken. (Zie: Toendertoid 38). Nadat pastoor Vollering in het voorjaar van 1939 door een beroerte was getroffen, kwam hij niet meer van bed. De vraag was of hij al dan niet in de pastorie kon blijven. In overleg met de deken werd afgesproken dat de pastoor in Waarland zou blijven en dat de kosten van de verpleging betaald zouden worden door het kerkbestuur. In een schrijven van de deken aan het bisdom lezen we: Mocht het leven van pastoor Vollering nog lang gerekt worden en hij met emeritaat zou gaan, dan kan de parochie zo nodig nog wel de last worden opgelegd om tijdens zijn leven een uitkering als ondersteuning te doen. Waar Nieuwboer op gehoopt had, kwam uit. En zelfs meer dan dat. Op 5 juli 1939 liet pastoor Vollering zijn testament opmaken. Dit gebeurde door notaris Gottmer uit Obdam. De wilsbeschikking van Vollering was kort en krachtig. Het volgende werd vastgelegd: - Voor zijn zielenheil moest gedurende 5 jaar elk jaar f300,- gereserveerd worden voor het lezen van 100 H.H. Missen. - Zijn huishoudster Antonia Buchsteeg zou f2.000,- ontvangen. - Aan zijn zusters Cornelia en Jacoba en zijn broer Gijsbert werd tezamen een bedrag van f 1.000,- beloofd. Verder benoemde hij: tot eenig en I Het graf van pastoor I Vollering. Foto uit 2012.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 2012 | | pagina 9