Teep Dekker. 30 De kinderen van Teep en Tiny hielpen van jongs af mee in de zaak. V.l.n.r.: Jan, Conny, Ron. Het vervoer van bollen Na het overlijden van Jan Dekker moesten beide zonen samen verder. Die samenwerking ging zonder noemenswaardige problemen. Teep was van jongs af met het bedrijf meegegroeid en voelde het als zijn taak de leiding te nemen én Jaap had hier geen moeite mee. Natuurlijk wilden ze de klantenkring, die hun vader had opgebouwd, niet kwijt. Sterker nog, ze wilden deze uitbreiden. En dat lukte. Vanaf de jaren vijftig reden ze met twee auto’s bollen. Gedurende de maanden juli en augustus werden de vrachtwagens ’s avonds tevoren met bollen geladen. De volgende morgen vertrokken ze al vroeg naar de Bollenstreek. Tot 1957 gingen ze met de Velserpont over het Noordzeekanaal naar Lisse. Vaak deden ze dan ook ’s middags nog een rit. Ze reden niet alleen naar de veilingen, maar ook naar bollenboeren en expediteurs. Daarnaast had Dekker een depot van fust, zowel van de veiling HBG als die van HOBAHO. De manden van de eerste waren te herkennen aan de rood/ witte strepen en die van de tweede aan een blauw vignet met een witte zwaan. Het laden van een vrachtwagen met bollen moest zorgvuldig gebeuren. De manden werden vier hoog gestapeld met planken daartussen. Het geheel werd met touwen vastgezet, zodat de manden niet konden gaan schuiven. Wanneer de bollen om een of andere reden toch beschadigd raakten, kon de partij worden afgekeurd en moest deze mee worden teruggenomen. Een schade-expert bepaalde dan wie verantwoordelijk was. Gelukkig is dit bij Dekker heel weinig voorgekomen. Later werden de bollenmanden vervangen door curverbakken. Deze kon men stapelen, waardoor de kans kleiner werd dat de bollen beschadigd raakten. In de zomermaanden was het vaak hooitijd, maar door samenwerking met de expediteurs Paul Oudeman uit Heerhugowaard-De Noord en Cor Leegwater uit ’t Veld, kwamen de bollen van de tuinders toch altijd weer op tijd op hun bestemming aan. Midden jaren zestig werd het wagenpark uitgebreid met een derde vrachtwagen: één met een kiep-mechanisme. Tiny Dekker herinnert zich: Wanneer in Waarland vrijwilligerswerk gedaan moest worden en men vroeg mijn man daarvoor, zei hij bijna altijd: ’Ja’. Ook die keer, toen het oude Jeugdhuis werd gesloopt en een nieuw Dorpshuis moest worden gebouwd. Een vervelend akkefietje daarbij was, dat de kiepauto bij één van die werkzaamheden in de sloot wegzakte en daarbij ook schade veroorzaakte. Een auto erbij, betekende ook dat er een chauffeur bij moest komen. De eerste chauffeur die werd aangenomen was Fred Zut, later gevolgd door Wim Dekker Wzn. en Sjaak Valk. Voor hen was dit een mooie tijd én beter betaald dan op de akker. Maar ze wisten ook dat Teep hen geen vast werk kon beloven. En dat zijn zoon Jan ambitie had om in de toekomst het bedrijf over te nemen. Geheel onverwachts kwam dat moment van overname veel te vroeg. Teep werd in september 1978 ziek. De arts constateerde bij hem longkanker en na een ziekbed van drie maanden overleed Theodorus Josef Dekker op 11 december, toen 47 jaar oud. Een groot verlies voor zijn vrouw Tiny en hun drie kinderen: Jan, Ron en Conny. Van haar zwager Jaap heeft Tiny toen veel steun gehad. Hij was gewend om op vrijdagavond naar Volendam te gaan. Maar het eerste jaar na het overlijden van zijn broer, deed hij dat niet. Hij bleef zaterdag stand-by en hielp met de planning voor de komende week. Als een rode draad Al vanaf begin jaren vijftig vervoerde expeditiebedrijf Dekker alle bollen en fust voor Stoop. Hoewel de karakters van Freek Stoop en Jan Dekker Andz.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 2012 | | pagina 30