Waarland, 22 Februari 1935 Beste Piet, 14 Hartelijk dank betuig ik U voor uw brief; dat vond ik heel aardig van je. Ook ben ik blijd dat je het in dienst zoo goed maakt; en je zal best braaf blijven te midden van die omgeving; daar ben ik niet bang voor. De militaire vereniging is ’s avonds Ook een goed tehuis ter ontspanning. Je staat goed op de foto; een flinke verdediger van het vaderland; dank voor dat mooie cadeau. Nu Piet houd je goed; je gaat zeker wel iedere Zondag te communie; dan ken je tegen een stootje. Tot wederziens. De groeten van Uw pastoor Het bellemeisje van de pastorie Op talloze terreinen is Vollering actief geweest en zijn inzet heeft ertoe bijgedragen dat Waarland een echt en hecht dorp is geworden. In de notulen van het kerkbestuur en van diverse verenigingen is vermeld met welke problemen Vollering te maken heeft gehad. Maar over het privéleven van deze dorpspastoor staat niets geschreven. Het eerste jaar woonde Vollering op de pastorie in Heerhugowaard-De Noord. Op 30 oktober 1919 werd de boerderijkerk ingezegend en toen ging hij daar ook wonen. Dit was ruim een jaar, want op 1 december 1920 kon hij zijn intrek nemen in de nieuwe pastorie. Hij had Tonia Buchsteeg als begrafenisvereniging Sint Paulus, het Eerbied in Gods Huis en de E.H.B.O. Wat wel bijzonder is, is dat op 1 maart 1938 in de pastorie van ’t Veld een vergadering werd belegd. Een doorbraak na twintig jaar. Want tijdens deze bijeenkomst werd de oprichting van de afdeling ’t Veld-Waarland van het Wit Gele Kruis een feit. Een brief van een soldaat Verrassend is het te ontdekken hoe Vollering contact bleef houden met zijn parochianen, zoals ook met de jongens die onder dienst waren. In ons archief hebben wij een brief, die door Vollering aan soldaat Piet Groot is geschreven. Piet was in 1935 gelegerd in de Willem III kazerne te Amersfoort en was de oudste zoon van Sijbout Groot. Het gezin Groot-Koomen woonde toen tegenover timmer bedrijf Keet. huishoudster. Zij hield alles nauwkeurig in de gaten, zorgde voor de maaltijden en het huishouden. Haar hulp was het bellemeisje, dat eveneens intern was. Voor het reilen en zeilen op de pastorie laten wij Luus Meijer-Nieuwboer zelf aan het woord. ‘Het was voor mij al geregeld. Toen ik in 1935 dertien jaar werd en de lagere school verliet, kwam ik als bellemeisje op de pastorie. Mijn vader was lid van het kerkbestuur en hij had met pastoor Vollering afgesproken, dat zijn jongste dochter dit werk wel enkele jaren kon doen. Vera Meester, Hanna Roozendaal en mijn zus Aaf waren mij voorgegaan in dit werk. In die tijd behoorde de pastoor, de dokter en het Hoofd der School tot de notabelen van het dorp. Ze moesten met de nodige egards behandeld worden. Mijn vader vertrouwde erop dat zijn dochter ook deze regels ten opzichte van Vollering in acht zou nemen. Ik gaf echter, als ik in mijn recht stond, Vollering tegengas. Als vader dat dan ter ore kwam, was steevast zijn reactie: Zoiets kun je toch niet maken tegenover de pastoor.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 2012 | | pagina 14