Met de trein terug
We mochten toen zo snel mogelijk terug
naar Nederland. Vanuit die voormalige
Duitse kazerne werden we, er waren
meer Nederlanders, met legervoertuigen
naar Wolfsburg gebracht. Deze stad had
toen een andere naam (Stadt des KdF-
Wagens). Daar zag ik de puinhopen van
de fabrieken, die grotendeels verwoest
waren. Ook van het station was weinig
over. Er stonden drie treinen klaar. De
voorste en achterste waren bestemd
voor Franse krijgsgevangen, die naar
hun vaderland terug gingen. De tweede
was voor de Hollanders en had als
eindbestemming Limburg. Het werd
een reis, die ik nooit zal vergeten. Ik zag
steden met gebombardeerde gebouwen
en landerijen, die amper nog bewerkt
waren. We waren een paar uur onderweg.
Hoe het kon gebeuren weet ik niet.
Opeens hoorden en voelden we een
enorme klap. De trein, waarin we zaten,
was op de eerste trein gebotst en ook de
laatste op de onze. Zo erg, dat de wagons
van eerste trein over elkaar heen waren
geschoven. Sommige treinstellen stonden
bijna verticaal. Velen van ons sprongen
in paniek uit de trein. Ook ik deed dat
en ik liep naar de brokstukken van de
voorste trein. Er lag een zwaargewonde
man langs de rails. Ik liep naar hem
toe, hij haalde uit zijn binnenzak zijn
portefeuille en gaf die aan mij. Kort
daarna stierf hij. Diezelfde dag nog heb
ik de portefeuille met daarin zijn Franse
paspoort afgegeven aan de leiding van de
hulpverlening. Ook in de trein waren veel
doden en gewonden. Sommige van hen
waren doorboord met het hout, dat van de
wanden van de wagons was gesprongen.
Vele jaren later zag ik in Australië een
televisieprogramma met een reportage
over deze treinramp. Met tweeëntwintig
dodelijke slachtoffers was dit toen een
van ergste treinongelukken in Duitsland.
Nadat de ravage was opgeruimd, konden
we de volgende dag de reis voortzetten
naar Holland.
Bij de familie Jongkind
Toen we half mei 1945 in Hoensbroek
aankwamen, werden we ondergebracht in
een school. Daarna ben ik naar de familie
Jongkind in de buurt van Heerlen gegaan.
In dat gezin ben ik nog ongeveer drie
weken geweest. Eindelijk weer eens goed
eten en alle nare gebeurtenissen van de
afgelopen twee jaar in Duitsland proberen
te vergeten.
Begin juni kwam Jacob Droog van de
Handelskade uit Noord-Scharwoude
met een vrachtwagen mij ophalen. Niet
alleen ik, maar ook Jan Jongkind die
naar zijn ouders in Waarland terug wilde.
Achter in de bak, zo kwamen we in de
Kerkweg aan. Mijn ouders, zus en broers
waren heel blij, dat ik de twee jaar in
Duitsland zonder veel kleerscheuren was
doorgekomen. Er moet een engeltje op
mijn schouder hebben gezeten, die mij
altijd heeft beschermd.
vertelde me nog dat er in de buurt een
kazerne van het Duitse leger was, die
bezet was door Amerikanen. En dat deze
kazerne werd gebruikt als opvangcentrum
voor allerlei nationaliteiten zoals Russen,
Polen, Hongaren, Fransen, enz. Met deze
informatie scheidden onze wegen.
We kwamen in een plaats, waar veel men
sen op straat waren. Opeens kwam iemand
uit de menigte te voorschijn. Hij drukte in
een flits de bajonet van zijn geweer op mijn
buik en schreeuwde wat in het Russisch.
Ik stond een ogenblik stijf van schrik. Maar
gelukkig wist ik hem kort daarna in zijn
eigen taal duidelijk te maken dat ik geen
Duitser maar een Hollander was.
Werken als kok
Die Russische meisjes
waren goed ingelicht. We
kwamen bij die kazerne,
waar zeker meer dan drie
duizend mensen tijdelijk
onderdak hadden. Ik kreeg
een baantje als kok en in
de eetzaal moest ik maal
tijden uitdelen. Ongeveer
vier weken heb ik dit werk
gedaan. Toen we hoorden
dat op 5 mei de capitulatie
in Wageningen was ge
tekend, waren wij blij en
opgetogen. Mijn maat en
ik pakten ieder een lamel,
waarin normaal het eten
werd opgediend, en een
paar stokken en gingen al
trommelend het exercitieterrein op. We
wilden de stad in, maar we werden tegen
gehouden door een Amerikaanse officier
in een jeep. Hij was niet gediend van die
poppenkast en we moesten met de optocht
stoppen.
22
I Gerard Dekker voor zijn
I vertrek naar Duitsland.