De eerste Amerikanen
Toen begin april 1945 de eerste Ameri
kaanse soldaten in de omgeving van
Hamelen arriveerden, dacht ik dat de
oorlog spoedig ten einde zou zijn. Ik
besloot naar Waarland terug te keren.
Ik pakte mijn koffers, deed daar wat
kleren en persoonlijke bezittingen
in en vertrok. Ik vind de weg wel en
uiteindelijk zal ik toch wel thuis komen,
dacht ik. Ik ging eerst bij mijn vriend
Hiltje Ritsema langs. Die werkte in
een broodfabriek. Samen gingen we
het avontuur tegemoet. Hiltje had een
koffer met brood meegenomen. Tegen
de schemering kwamen we in een bos.
Daar zaten op een open plek bijna
veertig Duitse soldaten, waarschijnlijk
gedeserteerd. Eén van hen merkte ons op
en toen konden we vluchten of blijven
staan. Dit laatste deden we. De soldaten
In de zomer van 1944 heb ik Siemen
Jaspers nog opgezocht. Hij werkte toen
op een postkantoor en verbleef in een
lager in de omgeving van Hannover.
rookten flinke sigaren. Wij wilden dat
ook wel en ruilden brood voor sigaren.
De eerste hindernis was genomen, zo
dachten we. Van slapen kwam niets
terecht. De volgende dag besloot Ritsema
om niet verder te gaan. Hij vond het te
gevaarlijk en keerde terug naar Hamelen.
Al spoedig daarna kreeg ik gezelschap
van iemand, die niet veel zei. We zagen
vanaf de heuvels Amerikaanse tanks
en vrachtwagens met puin van kapotte
huizen. Dit puin werd platgewalst, asfalt
erover en zo werd een nieuwe weg
aangelegd. Regelmatig vlogen Duitse
jagers over en beschoten de tanks en de
vrachtwagens. We zochten dan dekking
achter een muurtje of in de berm van de
weg. Ik weet nog dat ik bij één van die
beschietingen in de berm sprong en dat
ik op een opgeblazen dode man kwam te
liggen die vreselijk stonk.
We brachten de nacht door in de open
lucht. De volgende ochtend gingen we
verder en kwamen aan bij een restaurant.
Het was al middag. Ik had nog wat brood
over, maar had trek in iets warms. Toen
we naar binnen wilden, werd er een
granaat afgeschoten. Deze sloeg tegen
een dikke boom, de bast was helemaal
gespleten maar gelukkig werden we
niet geraakt. Kort daarna kwam een
Amerikaanse soldaat naar buiten en
nam ons met zijn pistool onder schot.
Ik kon aan hem duidelijk maken dat wij
Hollanders waren en dat we geen wapens
bij ons hadden.
De rivier over
Toen heb ik mijn laatste brood maar
opgegeten. We kwamen op een
doorgaande weg, dat dachten we. Het
was niet zo, de brug was kort daarvoor
opgeblazen. Ook stond daar een silo
vol met tarwe nog in de brand. Het was
een grote gloeiende witte massa. Bij de
kapotte brug aangekomen, ontmoette ik
het Russische meisje met wie ik ruim
een halfjaar geleden in Hamelen een
paar keer naar de bioscoop was geweest.
Ze stond daar met haar vriendin. In het
water lag een kano, waarmee we konden
oversteken. Ik zei tegen hen: Jullie kunnen
niet mee. Het is veel te gevaarlijk. Ze was
teleurgesteld en antwoordde: Wel naar
de bioscoop en niet naar de overkant,
dat is niet sportief van je. Ze had gelijk.
Gelukkig bereikten we met zijn vieren
veilig de overkant. Het Russische meisje
Pt 4 e'd»»-'eye
21
Brief van Kapelaan
Verspaandonk aan
Gerard Dekker, waarin
hij melding maakt van
het overlijden van
Jacob Kramer.
dm
ttirs er er*
mr
2öu Ay <lf U^fet dittt
border
fdtut Ite.
ui f rottrltt»
drf/my
Onjfl/rrf /it/d yr
fe jtrfA.
f'eryt/t* ut I/iJjtr /Vfre /w
tv? rVtr uj zn/erni/.
(pt/dii try v» /rrrJ e* ^e-rd/~e
f'Ctr if ófJ zy
fr'Oi>e//tr órtrêvede» teer
yrrdryt rrtfe en /rdendet
tyfC hTd t~ er»
di t teiii r-f r
•J r r t
*tC*Jf*
try erre
If inteer» j>
dretrp itrulf cfdf K
A^mli ftde 4
ff d Co 4 /ft-cf er,
IrirelLrlyj, (.„rf mA. y<»-etd
r er'efnj f Idr/