Raas en meester Schmeddes. We hadden daarom veel vrij. Na een aantal weken vroeg de pastoor vanaf de preekstoel de parochianen, die aan de rand van het dorp woonden, hun kinderen tijdelijk naar scholen in de omgeving te sturen. Met die scholen waren daarover afspraken gemaakt. Er gingen toen kinderen naar Langedijk, Heerhugowaard en naar ’t Veld. Zo kwamen half oktober Corrie, Tiny en ik in ’t Veld op school. De klassen daar waren overvol. We zaten met z’n drieën in een tweepersoons bank. Corrie en Tiny kwamen op de meisjesschool bij de nonnen, ik zat op de jongensschool. Ik ben er maar veertien dagen geweest, want rond november heerste er een besmettelijke ziekte: keeldifteritis. Ook ik werd ziek. Maar er werd geen keeldifteritis bij mij geconstateerd. De diagnose was griep. Na een dag of veertien, toen het ergste voorbij leek, mocht ik weer naar school. Maar twee dagen later werd ik opnieuw ziek en in de daaropvolgende nacht zelfs heel erg ziek. Ik had hoge koorts en verschrikkelijk veel pijn in mijn benen, ik ijlde. De volgende dag kon ik mijn benen niet meer bewegen en ze waren ook totaal gevoelloos. Ik werd naar beneden gedragen en in de bedstee in de voorkamer gelegd. De dokter kwam, maar hij wist niet wat ik had. Ook stond hij versteld van de hoeveelheid bloed en bloederige stolsels en vellen, die uit mijn neus kwamen. Zo veel, dat mijn moeder was gestopt met mij zakdoeken te geven, in plaats daarvan kreeg ik luiers. Er werd een monster opgestuurd naar het academisch ziekenhuis in Utrecht. Na twee weken De worstelcompetitie Verschillende klassen hadden heel veel vrij in de periode toen de onderwijzers ontbraken. Ik denk dat veel kinderen zich verveelden. Een stel grote jongens hadden daarop iets bedacht: een worstelcompetitie. kwam de uitslag: ik had neusdifteritis, het was een difteritisvariant die hoogst zelden voorkwam. Er was op dat moment in Nederland nog één patiënt met deze ziekte bekend. Hij woonde in Groningen, dat had de dokter gehoord. Geen wonder, dat hij deze ziekte niet bij mij had onderkend. Omdat difteritis heel besmettelijk was, had mijn broertje Kees intussen keeldifteritis gekregen. Mijn drie zusjes Corrie, Tiny en Ria mochten niet langer thuisblijven. Zij werden ondergebracht bij mijn opa en oma Groen in ’t Veld. Corrie en Tiny bleven toen daar naar school gaan. Voor difteritis stond zes weken ziek zijn en binnen blijven. Ik had dus beslist niet naar buiten en naar school gemogen. Daardoor was de ziekte op mijn benen geslagen. Er waren geen medicijnen voor en de verlamming en gevoelloosheid zouden hopelijk door rust genezen. Dat heeft maanden geduurd. Op mijn negende verjaardag, 14 april, kon ik mijn rechterbeen weer een beetje bewegen. Een week later ook mijn andere been. Eind april kon ik weer staan. Het was heel vreemd, ik had moeite mijn evenwicht te bewaren en heb weer leren lopen met een stoel, die ik voor me uitschoof over het keukenzeil. Eind mei mocht ik weer naar school. Twee weken later botste ik tijdens het speelkwartier tegen een jongen op en viel achterover. Ik voelde me meteen heel misselijk, maar ben gewoon doorgelopen. Ik had wel continu hoofdpijn. Een week later werd ik verschrikkelijk duizelig en viel bijna flauw. De dokter kwam erbij. Diagnose: hersenschudding en te lang ermee doorgelopen. Gevolg: zes weken plat in het donker. Zo belandde ik opnieuw in de bedstee, nu met een beste hoofdpijn en de deurtjes meestal dicht. Mijn ouders hadden ondertussen het besluit genomen hun dochters in ’t Veld op school te houden. Zij vonden het onderwijs van de nonnen heel goed. Ik mocht kiezen of ik in Waarland of in ’t Veld op school wilde gaan. Ik koos voor het laatste. Waarom is een lang verhaal, ik noem het: 16 Vijf broers en twee zussen gingen naar de lagere school in Waarland. V.l.n.r. achter: Peter, Wim, Nico, Siem, Ton. Voor: Lida, Willie.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 2011 | | pagina 16