Twee schoolpleinen September 1944. Na drie maanden kleuterschool ging ik naar de eerste klas. Het was een stukje verder lopen. Tussen De Tortelduif en de Grote school stonden nog twee winkels. De eerste was van Jan Bos. Hij had zijn café verkocht en was een winkel begonnen in textiel en speelgoed. In de Sinterklaastijd lagen de etalages vol met speelgoed. We stonden er dan met onze neuzen tegen het glas gedrukt naar te kijken en uit te zoeken, wat we zouden vragen. Daarnaast stond de bakkerij van Lou Groen. Het rook bij hem altijd lekker naar pas gebakken brood, koek en ander gebak. Met die geur nog in je neus kwam je op school aan. aan dezelfde kant woonde Piet Kuijs, de melkboer. Er was een winkel, maar Piet bezorgde ook melk en zuivelproducten aan huis. Voorop zijn transportfiets stonden een paar zware melkbussen, een afsluitbare melkemmer en een litermaat. Alle dagen reed hij zijn klanten langs. Piet had altijd tijd voor een praatje. Van hem vernam mijn moeder het laatste nieuws uit Waarland en omgeving. Schuin tegenover Kuijs stond de bakkerij van Busker. Hij was één van de bakkers, die bij ons aan de deur kwam. Later begon Bertus Groot daar zijn groentezaak. Zijn vrouw Rika zorgde voor de winkel en Bertus ging met paard- en- wagen de klanten langs. Tegenover Bakker Busker stond de slagerij van Jonker. Mijn ouders waren daar geen klant. Mijn vader had voor zijn huwelijk altijd tegenover slager Klaver in Zijdewind gewoond. Hij kwam daar vaak, ik vermoed dat dat de reden is geweest, dat mijn ouders de eerste jaren van hun huwelijk bij Klaver hun vleeswaren kochten. Toen Jonker stopte, kwam daar slager Wever. Naast de slagerij stond de fietsenwinkel van Jan Jongkind. In zijn werkplaats hing een zogenaamde distributieradio. Een soort ronde schotel, bruin van kleur, er kwam muziek uit. Het ding fascineerde me. Een stukje verder zijn we bij de kleuterschool aangekomen. Wat me opviel was dat er twee schoolpleinen waren. Eén plein belegd met tegels aan de voorkant van de school. Dat was voor de meisjes van alle klassen en de jongetjes van de eerste klas. Het andere plein lag aan de achterkant, hier geen tegels maar grind. Het was Mijn grote school begon bij juffrouw Al. Ik vond dat ze streng keek. Maar ze kon heel mooi vertellen. Ook het leren lezen herinner ik me nog goed. Dat begon met het vertellen van het verhaal over een jongen en een meisje, Wim en Jet, zij woonden in een dorp dat werd bezocht door een man met een aapje. De letters van alle woorden uit het verhaal stonden op kartonnetjes met een gaatje. Die moest je ophangen aan een spijkertje onder de goede afbeelding van de mensen, dieren en dingen, die in het verhaal voorkwamen. Het was het bekende leesplankje van Hoogeveen: aap, roos, zeef en zo verder. Ik vond leren lezen geweldig leuk en de eerste klas was voor mij niet moeilijk. De Bleekertjes waarschuwden me, dat de tweede klas met de rekentafeltjes veel moeilijker was. Maar ook die leerstof vond ik leuk en ik had er geen moeite mee. Juffrouw Bruin gaf ons les. Ze kwam elke dag op de fiets vanuit Langedijk. Ik vond haar een aardig mens. Een zeldzame ziekte Vanaf de derde klas ging het mis. In zomer van 1946 waren er tijdens de grote vakantie veel leerkrachten weggegaan. Waarom weet ik niet. Begin september waren er nog maar twee over: Meester bestemd voor de jongens vanaf klas twee. In een hoek van die speelplaats stond een fietsenschuurtje voor het onderwijzend personeel. Meester Raas was het Hoofd der School. Hij woonde in ’t Veld en kwam alle dagen op de fiets. Meester Schmeddes woonde in het schoolhuis, dat aan de school was vast gebouwd. 15 Te gast bij opoe Groen in ’t Veld. V.l.n.r.: Opoe Groen, Gerard, Kees.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 2011 | | pagina 15