Daar was veel getouwtrek om. Ook waren
er blokkendozen met gevelornamenten, je
kon er niet zo veel mee. Alleen voorgevels
in elkaar zetten. Bij mooi weer gingen
we buiten spelen. Er was een soort
speelweidje langs de weg tegenover
slager Jonker.
Juffrouw Witte had de leiding. Ze kwam
uit Langedijk en was een aardige
kleuterjuf. Een aantal keren is ze bij ons
thuis op bezoek geweest. Ze kreeg dan
bruine bonen mee. Ook voor haar was het
kennelijk hongerwinter.
Het lokaaltje van de kleuterschool deed
vooral in het weekend dienst als café.
Ik heb daar nooit iets van gemerkt.
Op de vloer lagen nogal ruwe ongeverfde
planken. Achterin het lokaaltje stond een
kast met op de onderste twee planken
speelgoed. Op de planken daarboven
lag wat papier, plaksel en potloodjes.
Daar moesten we het mee doen, want
het was oorlog. Eén van de dingen die
we vaak deden, was plakwerkjes maken.
Dat was een heel gepriek. Als we onze
knutselwerkjes af hadden, mochten we
met het speelgoed spelen. Ik herinner me
met name twee opwindbare stoomwalsjes.
Eén was stuk, de ander deed het prima.
de Kerkstraat tegenover het huis van de
familie Dekker. Later zou in dit pand het
schildersbedrijf van Gert Groot komen.
Ons schoolpad
Het schoolpad zelf werd voor ons
langzamerhand steeds vertrouwder.
We hadden al snel onze vaste
herkenningspunten. Zo was er in het
begin van de Nieuwboerweg een flauwe
bocht, waaraan de ingang lag van
twee percelen land. We noemden het
De twee damhekken. Halverwege de
Nieuwboerweg was een scherpe bocht
naar links. Dat punt heette De drie
damhekken, die stonden er ook. Het
eerste huis waar we langs liepen, was de
boerderij van Piet Nieuwboer, een mooie
boerderij met rode dakpannen. Naast
de boerderij van Nieuwboer stond het
huis van de familie Pankras. Het had een
donkergrijs pannendak. In het dak waren
rode pannen verwerkt, zij vormden de
naam: DE HOOP. Het was in vroeger
jaren een kaasfabriekje geweest.
Daarna kwamen we op de driesprong van
de Nieuwboerweg met de Veluweweg
en de Weelweg. Hier stonden enkele
opvallende huizen. Rechts in de hoek de
woning van de familie Zutt. Ik keek er
vaak met belangstelling naar, omdat het
zo’n mooi hoog dak had. Links stond
de timmermanswerkplaats van Jo Keet.
Het was een houten gebouw met een
grote overhangende luifel. Net voorbij de
driesprong stond het winkeltje van
Anne Koning, de weduwe Van Ophem.
Haar enig kind, Arie, was getrouwd
Mien Groen, een zus van mijn moeder.
Anne Koning had een echt winkeltje, met
een weegschaal, rekken met trommels
gevuld met koekjes, snoep, vermicelli
en allerlei andere etenswaren. Er was
een grote strooppot. Je moest zelf iets
meenemen om de stroop er in te doen.
Met een houten lepel werd het er
dan ingeschept. Er was een toonbank
met een hekje ernaast, waaraan
bruingekleurde puntzakjes voor een
pondje suiker, snoepjes, bonen en zo
meer hingen. Boodschappen werden door
verschillende klanten zelf gehaald, maar
misschien nog vaker rondgebracht. De
bestellingen werden in een grote mand,
die voor op een transportfiets stond, door
oom Arie rondgebracht, nadat eerder in
de week gevraagd was, wat er gebracht
moest worden. Rondvragen heette dat.
De kruidenier kwam aan huis en noemde
allerlei producten op en vroeg of daar
behoefte aan was. Zo ja, dan schreef hij
13
Het markante
woonhuis op de hoek
Nieuwboerweg-
Veluweweg-Weelweg.
De foto is gemaakt
in 1912.