j Café De Hoop op de hoek Rijderstraat- De Weel. Uiterst rechts: Jan Droog en zijn zus Agie. Op 19 september 1925 vertrok ik met nog drie medezusters vanaf Amsterdam met de Slamat naar Indië. Die bootreis is voorspoedig verlopen. Ik weet van die reis nog dat er een keer midden in de nacht op de deur van mijn hut geklopt werd. Ze riepen: Kom kijken, kom kijken Er is land in zicht. Ik antwoordde: Laat me slapen, ik heb in mijn leven al genoeg land gezien. Op 21 oktober kwamen we aan op onze bestemming: Batavia. Er was eerst nog niemand die ons op kwam halen. We kwa men aan op een tijd dat ze in het klooster het officie aan het bidden waren en daar moest in die tijd alles voor wijken. Na lang wachten werden we opgehaald en naar Buitenzorg gebracht. Voor mij deed het aan als een deftig hotel. Ik weet nog dat ik op een gegeven moment aan één van de zusters vroeg: Wanneer gaan we nu naar ons klooster toe? En toen kreeg ik te horen dat dit hotel de missie post was. Ik vond het leven in het kloos ter in Indië weinig verschillen met dat in het klooster dat ik had verlaten, alleen was ik nu ver weg van mijn familie. Ikzelf had me de missie heel anders voorgesteld. Indië was in die tijd nog helemaal Neder lands. Bij het klooster was een internaat met allemaal blanke leerlingen. Het enige verschil met Nederland was dat we veel Indonesische bedienden hadden om de boel schoon te maken. In het klooster woonden toen zo’n 30 zusters; de mees ten werkten in het onderwijs. Mijn taak werd de huishouding en daarin kreeg ik veel met de inlandse bedienden te maken. Van hen leerde ik in de loop der tijd ook ’n beetje hun taal. Mooie jaren in Buitenzorg Van 1925 tot 1930 werkte ik in Buiten zorg. Op 30 augustus 1930 heb ik daar mijn Eeuwige Gelofte gedaan. Voor mij waren de jaren daar mooie en dankbare Het officie is een vaste gebedstijd in het klooster. Iedere dag zijn er acht tijden waarop gebeden wordt. In de nacht worden de metten gebeden, bij de dageraad de lauden, bij de aanvang van het werk de prime, om negen uur de terts, om twaalf uur de sext, om drie uur de none, bij zonsondergang de vespers en voor het slapen gaan de completen. mijn toekomstige werkterrein in Indië zou liggen. Voor ik daar naar toe zou gaan, mocht ik nog naar huis om afscheid te nemen van mijn familie. Dat was moeilijk; er was in twee jaar tijd heel wat gebeurd. Mijn vader was na het overlijden van mijn moeder hertrouwd met Pietertje Groen en verhuisd naar De Weel. In mijn geboortehuis woonden andere mensen. Ik vergeet nooit het mo ment dat ik thuis aankwam. Piet Droog had me met de kap- wagen afge haald bij het sta tion. Ik stapte uit voor het bruggetje van het huis aan De Weel, waar va der toen woonde. Daar stond hij met Pietertje en ik zei: Dag moeder en zij begroette me met Dag zuster. Even later kwam mijn zus Marie met de kinderen van Vrouwtje en Piet. Ik vroeg aan Agie: Ken je tante Anne nog. Nou, zei Agie: Ik ben het een beetje vergeten. Maar Jan zei dat hij tante nog wel kende. Dat geloof ik graag, zei ik tegen hem: Je was nog niet eens geboren toen ik wegging. I Centen en stuivers I voor de missie. r. 29 - missie p cii r s J s c nieten Fob Vorming Van -Jnheemse "Priesters SIMT CLAVERBOHD IS feL tl

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 2011 | | pagina 29