28 De weg die zusters volgen bij hun intrede in het klooster: Eerst een periode van kennismaking: je wordt postulant (letterlijk: iemand die rondwandelt). De postulant neemt deel aan het dagelijks kloosterleven en bekijkt of het iets voor haar is. Het is een proefperiode. Daarna komt een tijd van opleiding: het noviciaat (letterlijk: de tijd van de nieuweling). Die periode begint met het ritueel van de inkleding, waarbij de zuster het habijt krijgt en de kloosternaam. Het noviciaat betekende vroeger ook afscheid nemen van de familie: voortaan waren contacten nog maar sporadisch toegestaan. In de kloostergemeenschap wordt het intreden beleefd als een alternatief voor het huwelijk: de novice wordt bruid van Christus. Na het noviciaat komt de kleine professie. De novice verbindt zich voor een aantal jaren aan de orde en legt daarvoor de geloften af van armoede, gehoorzaamheid en celibaat. Pas als de periode van de tijdelijke professie is afgelopen, breekt het moment aan voor de eeuwige professie, waarbij de geloftes voor het leven worden gedaan. De zuster verbindt zich voor de rest van haar leven aan de kloostergemeenschap en omgekeerd accepteert de gemeenschap de verantwoordelijkheid en de zorg voor de zuster. Wij waren met een groep van twaalf. Samen met andere zusters zette ik vaak de boel op stelten; we hebben een keer een zuster in de vijver geduwd, we ver scholen ons ook wel eens op de zolder en hoorden dan zogenaamd de bel niet die opriep om naar de kapel te gaan. De overste riep me een keer bij zich en zei: Ik weet niet of we je hier zo kunnen houden, waarop ik heel nuchter antwoordde: O, niet erg hoor, dan ga ik weer naar huis. Maar kort daarna kreeg ik het bericht dat ik het religieuze kleed zou ontvangen, samen met de andere zusters. Na een Voordat we ons meldden aan de kloosterpoort hebben we eerst ons laatste geld opgemaakt aan taartjes, want we dachten: Die krijgen we nooit meer in het klooster. Dat viel achteraf wel mee, want ook in het klooster werd zo nu en dan een feestje gegeven. Het eerste halfjaar in het klooster werd je ingedeeld bij de postulanten. voorbereiding van twee jaar deed ik mijn eerste gelofte, ofwel kleine professie en kreeg de kloosternaam: zuster Marie. Die naam had ik gekozen omdat het de naam van mijn overleden moeder was. Je mocht niet zo erg veel in het klooster, maar je mocht wel je eigen kloosternaam kiezen. Toen ik eenmaal de religieuze kleren aanhad met zo’n grote rozenkrans om, werd ik serieuzer en besteedde meer aandacht aan het religieuze leven. In die tijd overleed mijn oudste zus Vrouwtje. Dat gaf nog wel strijd bij mij: Moest ik terug naar huis gaan om haar man Piet Droog en de kinderen te gaan helpen? In het klooster werd besloten dat ik een novene zou houden; dat ging toen zo. Naar Indië Na deze dagen waarin ik om een oplos sing bad, besloot ik in het klooster te blijven. Mijn zwager Piet en de kinderen werden geholpen door mijn zus Marie. Dat was voor mij een hele geruststelling. Op 30 augustus 1925 legde ik mijn eerste gelofte af. Toen kreeg ik ook te horen dat Het woord noveen is afgeleid van het Latijnse novena. Dit betekent negen. Het noveengebed is een vast gebed van negen opeenvolgende dagen, met een bepaalde intentie. Het noveengebed kan aan God, Jezus, Maria, of een van de Heiligen zijn gewijd. Er wordt dan ook vaak een noveenkaars gebrand. Dit is een kaars die negen dagen onafgebroken brandt. De familie Jong-Stam. De foto is genomen in 1904. V.l.n.r.: Trien, Jaap, Marie, vader Cees Jong, Sippie, moeder Marijtje Stam met Anna op schoot, Griet, Pietje, Vrouwtje, Frans, Immetje, Neeltje, Bet.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 2011 | | pagina 28