GEDDINGMORE IN DE WAARLANDSPOLDER F' op tu. V. Piet Kleverlaan Waarland, september 2010. 26 De naam Geddingmore is verbonden met Waarland. Deze oude naam komt voor in het werk van Dr. J.K. de Cock, waarin hij baanbrekend onderzoek heeft gedaan naar de geschiedenis van de veengebieden in Noord- en Zuid- Holland. Hij komt tot de conclu sie dat Geddingmore deel uitmaakte van de Waarlandspolder. De Egmondse abdij De abdij van Egmond heeft eeuwenlang een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van Noord- Holland. In de tiende eeuw schonk graaf Dirk II (939 988) zes boerderijen bij Schagen aan het klooster te Egmond. Het register van Geraadpleegde bronnen: - In de Middeleeuwen op fysisch-geo- grafische grondslag, Dr. J.K. de Cock. - Egmond tussen Kerk en wereld, 1993. Abt Lubbert II In een drietal oorkonden van Lubbert II (abt van 1240 tot 1263) wordt Geddingmore genoemd. Onder meer werd er geschreven over het herstel van een onlangs door mon niken aangelegde dijk. Deze was door een stormvloed (waarschijnlijk in 1248) ver nield. Verder wordt vermeld dat: het land van de abdij tussen twee grachten die in de volkstaal vroonsloot werden genoemd, zich uitstrekte van Bergeswerk tot in de zoute zee en dat dit gebied vele jaren aan over stromingen heeft bloot gestaan. Over de juiste lokalisering van Geddingmore lopen de meningen uiteen. J. Beenakker schreef het boek Van Rentersluze tot strijkmolen, waarin hij veronderstelt dat Geddingmore ten noorden van Schagen lag. De Cock be weert dat Notlevens en Geddingmore deel uit maakte van de Waarlandspolder. Over Bergeswerk zijn ze het beiden eens. Dat lag in de Noordscharwouder polder. Verder kan de zoute zee maar in één richting worden gezocht, nl. in die van de Zijpe. eigendommen van de abdij van omstreeks 1215 vermeldt dat de bezittingen in de om geving van Schagen behoorlijk zijn uitge breid. Het ging om de plaatsen: Gedding- more, Harechenerord, Crepelfliet en Wa- rechnes en het gebied wat daartussen lag met Sibodesmaer, Thiadenvenne, Notlevens, Overewinkel en Brunwere. Het laatste deel van zes van deze genoemde namen: more, fliet, nes, maer, venne en vens verwijzen naar drassig land en water. Dit duidt er op dat dit deel van West-Friesland een uitge strekt veengebied was. Daarna veranderde de betekenis van dit gebied voor de abdij. Er zijn namelijk na het midden van de 13de eeuw in de archieven van dit klooster geen inkomsten uit dit gebied terug te vinden. llereerst even naar de naam Ged- dingmore. More en moer verwijzen naar veen. Een oorkonde uit 1250 van de abt van Egmond bevestigt dit. Hierin lezen we dat in Geddingmore turf (cespi- tes) wordt afgegraven en zout wordt ge wonnen. Het veen was verzadigd met zeewater. Na het drogen werd de turf als brandstof gebruikt en daarna kon uit de as zout worden gehaald. Zout is van le vensbelang: ons lichaam heeft het nodig en voor het conserveren van groenten en vlees kan zout niet worden gemist. t: DIRKSHORN. MAARTEN GEDDINGMORE BERGESWERCK WAARLANDS MOLEN VALKKOOG WOUD- MEER JJ o 4 4 X BURGHORN -p\ WITS- yX MEER o\ O_ TO

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 2011 | | pagina 26