I Een minireportage. De foto’s Van zijn tijd in Indië heeft Piet een mooie verzameling spullen. Zo is er het kerkboek met de foto’s van zijn ouders en Trien erin geplakt. Eén fotootje toont de kerk in Bandoeng waar Piet gekerkt heeft: Een hele mooie kerk waar we kwamen toen we daar in de buurt gelegerd waren. Hoewel hij zelf geen fototoestel had, heeft Piet toch veel foto’s. Veel van zijn kameraden staan op de toen gebruikelijke kleine exemplaren. Zo is er een mini reportage uit het jaar 1947. Eerst zie je ze met zijn vieren bij een bananenboom staan, dan kopen ze bananen van enkele kinderen en tenslotte vervolgen ze al etend hun weg. Op de terugreis was een beroepsfotograaf aan boord en die reportage is op een groter formaat afgedrukt. schijnselen. Dat liep uit op een complete verlamming. Hij kwam eens op een reünie in een ambulance en helemaal ingegespt. Gewone mensen In de kampongs woonden ook Chinezen. Dat waren handelslui en de soldaten konden daar hun spullen mee ruilen. Verder kwamen ze in de kampongs niet. Piet: De bevolking stelde het op prijs dat we er waren, vanwege de rust die we brachten. De mensen daar waren toen nederig en bogen veel. Ik zei tegen ze dat wij ook maar gewone mensen waren. Zij vroegen toen of wij in Holland ook moesten werken. Toen wij daar ja op zeiden, konden ze dat maar moeilijk geloven. Want ze hadden de planters voor ogen die vroeger op hun paardjes door de omgeving reden. Toen ik weer in Holland was, ben ik nooit teruggegaan. Veel van mijn collega- soldaten deden dat wel. Die bezochten dan de mensen in de kampongs. Het bleek dat die nog foto ’s van vroeger hadden waar wij op stonden. Dan was er nog de was. Daar waren de baboes voor. Elk peloton had er ongeveer drie. De regering betaalde ze. Elk van hen kreeg zes roepia’s in de week. De tropenkleding en zeker de kokskleren moesten elke dag gewassen worden. Zeep kregen ze van de foerier. De baboes wasten ook hun eigen kleren met die zeep want dat hadden of kenden ze daar niet. Eén keer waren ze Piets kleren vergeten terug te brengen. Daarom ging hij zelf maar naar de kampong om ze op te halen. Alle kampongs lagen langs de kali (rivier) en hier waren de baboes aan het werk. Een opmerkelijk gezicht: bij het wassen hadden ze de onderbroeken van de militairen aan. Over de taal merkt Piet op: De taal heb ik nooit goed geleerd want die kok uit Bandoeng sprak ook voortreffelijk Nederlands. Lastige insecten In Indië hadden ze veel last van mieren. Er waren ook van die grote rode mieren. Ze klommen tegen de tafels op en kwamen op het eten af. Ik had daar een oplossing voor gevonden door de tafelpoten in blikken met water te zetten zodat je geen last van de mieren had. Dan waren er nog de tjitjaks. Kleine hage dissen die tegen het plafond opliepen om daar muskieten en muggen te vangen. Wij joegen ze weg maar toen we eens in een kampong waren, zagen we dat ze daar door het hele huis liepen, ook in het slaapgedeelte. Toen we aan de bewoners vroegen waarom ze die tjitjaks niet wegjoegen, zeiden ze dat ze die graag in huis zagen want ze aten malaria muggen op. Voor de soldaten waren er ook rustige tijden gedurende hun verblijf in de tropen. Dan hadden ze tijd voor andere dingen. Zo was het 3-8 RI een halfjaar gelegerd in Santosa. Daar hielden Piet en een vriend duiven. Ze hadden er zes en het duivenhok hadden ze zelf in elkaar getimmerd. 22

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 2011 | | pagina 22