Troepentransportschip
Volendam in Rotterdam.
Klaar voor de afvaart
naar Nederlands Indië.
Foto uit 1947.
Parlevinkers ‘belagen
de Volendam bij Port
Said, de ingang van
het Suezkanaal.
Wel was de Golf van Biskaje een aparte
ervaring, weet Piet nog: De zee ziet er
daar rustig uit maar er zit een eigenaar
dige draai in het water, daardoor werd
iedereen toch zeeziek.
Ter hoogte van de Middellandse Zee ge
beurde iets vervelends. Eén van de solda
ten werd ziek. Het bleek om hersenvlies
ontsteking te gaan. Zeer besmettelijk en
de dokter vertelde: Bij een dergelijk ziekte
moet je alle personen in een groep uit el
kaar halen, maar op een schip is dat na
tuurlijk niet mogelijk. Daarom moet ieder
een aan boord elke dag aantreden en dan
krijgen jullie telkens een pil.
De patiënt moest overgebracht worden
naar een ziekenhuis. Maar Portugal wei
gerde deze opname en ook Italië wilde
hem niet. Piet weet het nog goed:
Uiteindelijk kon de zieke in Griekenland
ontscheept worden. Met een bootje werd
hij opgehaald en kon hij naar een zieken
huis. Frappant was dat wij bij aankomst
in Batavia een ansichtkaart van hem aan
troffen met de beste wensen vanuit Holland.
Batavia
De eerste plaats die het schip hierna aan
deed was de stad Medan, in het noorden
van Sumatra. Hier gingen twee van de
drie pelotons van boord. Het peloton,
waartoe Piet behoorde, ging door naar
Batavia op Java.
Daar werden ze ingedeeld en kregen te
horen wat voor werk ze moesten doen.
Piet stond er op een bepaald moment nog
alleen. Kan ik weer naar huis?, vroeg hij.
Nee, jij gaat naar het laboratorium
in een ziekenhuis in Batavia, was het
antwoord.
In deze stad bleef hij veertien dagen.
Hij was ingekwartierd in een huis tegen
over het ziekenhuis. Zijn werk begon
met eerst drie dagen meelopen en kij
ken hoe het er allemaal aan toe ging.
Daarna moest hij zelf aan de bak
om bloed af te nemen. Piet herinnert
zich nog een leuk voorval: Op een
dag ging ik naar een patiënt toe.
Ik vertelde wat ik kwam doen. Na
afloop zei de patiënt, dat heb je netjes
gedaan, mijn compliment.
Bij de doortocht van het Suezka-
naal probeerden veel parlevinkers
hun waren aan de man te brengen.
Toch was het oppassen geblazen
voor je eigen spullen. Na het vertrek
van de kleine bootjes, bleek er een
pistool gestolen te zijn dat iemand
bij een patrijspoort had laten lig
gen met de gedachte dat de hoge
en steile scheepswand een niet te
nemen hindernis zou vormen.
Aan boord waren de gebruikelijke
alarmoefeningen. Iedereen moest
dan aantreden met zijn reddings
vest aan. Corvee was er niet. Wel
moest je je eigen spullen en je bed
netjes houden en als er iemand ziek
werd, moest je zijn troep opruimen.
Bij passeren van de evenaar
kwam Neptunus, de god van de zee,
aan boord. Op Piet heeft dat geen diepe
indruk gemaakt: Het was geen grootse
gebeurtenis met een ontgroening of zo
iets. Er werden wel een paar man in een
kuip gegooid, maar lang niet allemaal.
Ik vond het belangrijker dat we ons eind
doel naderden. Sabang was het eerste
eilandje van Nederlands-Indië, dat we
tegenkwamen. Iedereen mocht toen even
van het schip, dat was een welkome
afwisseling.
J
flX
29