30
Foto uit 1929.
Bij ome Hein en tante
Trien Op t Veld in
Anna Paulowna.
in Anna Paulowna en kreeg een baantje
als krantenbezorger. Zijn leven kreeg
hierdoor echter een andere wending.
Terug op De Weel
Nic Droog kwam terug op De Weel. Bij zijn
oom Gert en tante Marie, die na het over
lijden van zijn moeder in hun gezin had ge
werkt. Zijn zus Riet was hier al eerder on
der gebracht. Hier maakte hij de crisis
jaren mee en kreeg zijn eerste baantjes.
waar wel eens schepen lagen. Ik had altijd
een paar kranten over en die verkocht ik
dan voor een stuiver, waar ik dan een
macronenkoek voor kocht. Dat kwam
tante Trien aan de weet. Eerst ontkende
ik dat, maar toen wist ze het beslist. Ze
maakte daar toch een drama van. Ze zei:
Je staat te liegen, en wie liegt die steelt.
Dat was zeker de bekende druppel die de
emmer deed overlopen. Toen ome Hein
onder de middag thuis kwam, zei ik: Hier
blijf ik niet langer. Het antwoord was:
Dan ga je maar naar ome Frans, vertel
het hem maar. Ik zei tegen ome Frans:
Wat je voor mij zoekt, interesseert mij
niet, maar hier blijf ik niet langer.
Dat was 7 september 1931.
Vóór mijn verjaardag was ik weer op De
Weel. Tante Marie was voor ons altijd al
een tweede moeder geweest. Ze hadden
drie kinderen. Ook mijn zus, Riet Droog,
was er. Het was toen in het begin van de
crisisjaren. Maandags hielp ik tante Marie.
Ik haalde dan een wasmachine uit ’t Veld.
Voor een schommel was moest je twintig
minuten draaien. ‘s Middags bracht ik hem
weer terug naar opoe Portegijs. Ome Gert
had kool in de schuur. Maar in de winter
van 1931-1932 bracht het weinig op, mees
tal liep het door de klok. Het jaar 1932
was niet beter. Ook kreeg men toen ziek
te in de aardappelen. Met Sinterklaas bracht
ome Gert voor de bakkerij sinterklaas
goed bij Willem Bierman aan de Zwarte-
weg. Die kon wel een knechtje gebruiken
voor f 6.- per week. Hij had kleine kool
op zolder en de strukke moesten van het
land. Zijn zwager Cees de Boer had een
frees maar dat was een hakenfrees dus
het land moest ruim. Daar had ik het wel
naar mijn zin. Hij was een goede tuinder.
In het voorjaar kon ik blijven voor f 9.- per
week, maar dat werden drie dagen bij
ome Gert en drie dagen bij Buisman.
In 1934 werd ik verhuurd aan ome Piet
Danenberg voor 9.- per week. Ook ging
ik alle weken wel een keer naar de vei
ling met een vletje van 2,5 ton. Ik kreeg
l.- mee, 2 kwartjes sluisgeld en 2 kwart-
Na de dood van vader kocht Hendrik
Tamis de motorschuit en de vlet en die
ging ook door met het veilingwerk.
Opoe Droog overleed op 28 september
1928, daar mocht ik heen. Een dag
later was de boelhuis. Veel
weet ik er niet van maar
Cees Veldman kocht het
paard de Zwart. Huis
en schuur met erf
werden openbaar
verkocht.
Hendrik Tamis
werd eigenaar
van de schuur
met erf. Zo
kwam het be
drijf weer op
de oude plek.
Na aftrek van
alle kosten
bleef er voor
ons, als erfge
namen, 8000.-
over. Dit werd
uitgezet als hy
potheek en als je
21 jaar werd was het
jouw eigendom. Voor
de jongsten ging de ren
te naar diegene waar ze
thuis waren gehaald. Bij diege
ne die zelf de kost verdienden, kwam
het op hun boekje.
Ik kwam bij ome Hein en tante Trien.
Ome Hein had een oude T-Ford, hij was
handelaar in aardappelen. Na de vakantie
op l september begonnen de scholen weer
en ik kwam in de zesde klas. In die jaren
was er ook nog een zevende klas en in
april 1931 kwam ik van school. Zover ik
weet had tante Trien altijd kostgangers,
een schooljuffrouw of een onderwijzer.
Ze hadden zelf namelijk geen kinderen.
In september 1929 was ik er één jaar.
Men kreeg daar altijd de krant met de
post. Maar men wilde ‘s middags de
krant en dat bezorgen wilde ik wel doen.
Na schooltijd haalde ik een pak kranten
van de trein. Bij tante Trien nog een
bakje thee en dan begon mijn route. Ik
had 70 kranten. Normaal was ik om zes
uur weer thuis. Het gaf 5.- per week.
Op m’n route kwam ik langs het kanaal