jl 17 Een ingezakte cake Dat het brongas ook een prima barometer was, herinnert Jan Klaver zich nog goed. Bij lage luchtdruk, bij storm en regenweer, kwam het water met kracht naar boven en was er gas in overvloed. Maar zodra de luchtdruk steeg, nam de productie van gas af, doordat uit de bron veel minder water naar boven kwam. Die hele lange hete zomer van 1947 was er amper genoeg gas om een pit van het fornuis te laten branden. s Zomers was dat niet zo ’n probleem, lastiger was het in een periode van langdurige en strenge vorst. Jan Kla ver herinnert zich nog een paar voorval len. Zo gebeurde het dat in de elzenhaag naast het huis enkele bomen doodgingen. Toen in diezelfde periode de druk in de gasketel steeds verder afnam, was de oor zaak gauw gevonden. De gasleiding, die De familie Klaver gebruikte in de oorlog het gas om te koken en de woning en de koestal te verlichten. De verlichting in de woonkamer leverde soms onverwachte problemen op. De gloeikousjes, uiterst kwetsbaar, raakten wel eens stuk wanneer de broertjes Klaver voor het slapen gaan, stoeiden op de zolderkamer. Zo’n stoei partij, gepaard gaand met het nodige ge bons en trillingen van zolder en plafond, deed al gauw het gloeikousje sneuvelen met als resultaat dat de ouders Klaver in het donker zaten. Voor straf moest de grootste boosdoener de volgende dag naar de gasfabriek in Warmenhuizen om daar een nieuw gloeikousje a 35 cent te halen. Toen na de oorlog weer voldoende elek triciteit beschikbaar kwam, werd het gas nauwelijks meer gebruikt voor verlichting, onder de haag doorliep, was lek en daar door waren de bomen gesneuveld. Om de paar jaar moest de opslagketel uit de kuip getild worden en geteerd. Als je daar te lang mee wachtte, verroestte de boel binnen de kortste keren en raakte de ketel lek. Moeilijk was het om de sproeier in de productieketel goed af te stellen, want voor de gasopbrengst was de afstand van de sproeier tot het wateroppervlak bepa lend. Elke centimeter meer die de sproeier boven het wateroppervlak uitstak, gaf meer ontgassing maar ook verlies aan wa- teropbrengst. De beste hoogte lag tussen de 5 tot 8 cm boven het wateroppervlak. In de Slootgaardpolder was het peil nogal eens verschillend en het gebeurde dan regelmatig dat de sproeier verzoop met als resultaat het einde van de gasproductie. Nog niet zo lang geleden heeft een buur man, die beroepshalve interesse had voor dit soort zaken - hij werkte op een boor eiland - de diepte van de bron nagemeten. Een gewicht aan een touwtje werd voor zichtig in de pijp naar beneden gelaten tot het niet meer verder ging. Of het touwtje was aan z’n end of het ging niet verder, maar met zekerheid is die pijp 30 meter diep. Ook Jennie Klaver heeft zo haar herinneringen aan het brongas, zoals die keer toen een cake in het gasoventje stond te bakken. De gasketel stond al laag en de productieketel deed helegaar niks, want de ketel zakte langzaam maar zeker in, net als m’n cake. Beging van het einde Eind jaren zestig begon Jan Klaver een kuikenmesterij. Zijn kippenschuur ver warmde hij met propaangas. Dat beteken de tevens het einde van de brongasinstal- latie aan de Slootgaardweg, gelijktijdig kwam daarmee een einde aan de laatste actieve gasbron in de Slootgaard. De an dere brongasgebruikers in de polder waren al eerder afgehaakt. Het aantal brongasinstallaties is vanaf die tijd trouwens in heel Noord-Holland in hoog tempo teruggelopen. Boven het Noordzeekanaal waren er in 1937 nog 2494 bronnen in bedrijf, waarvan 25 in de gemeente Harenkarspel. Volgens het hoogheemraadschap in Edam waren er in 1991 totaal nog 469 actief. Die sterke afname kwam door toedoen van datzelfde hoogheemraadschap. In 1974 stelde het bestuur een zoutheffing in op het opwel- Foto gemaakt in Barsingerhorn, waar op verschillende plaatsen brongas nog steeds voor dagelijks gebruik wordt gewonnen.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 2009 | | pagina 17