14
Schema van de meest
voorkomende brongas-
installatie.
Rechts de productie-
ketel. Hieronder komt
het gashoudend water
omhoog. De sproeier
helpt om het gas van het
water te scheiden. Het
gas wordt afgevoerd
naar de verbruiker en
naar de opslagketel,
links. Het water spoelt
langs de opslagketel
naar de sloot. Omdat
het water een constante
temperatuur heeft van
circa 10 graden Celsius
zal ook de opslagketel
’s winters niet bevriezen.
De opslagketel drijft op
het water. Hij gaat op en
neer langs de geleide-
stang, die van onder in
de grond is bevestigd.
Het was bepaald geen beschaafd vlam
metje, aldus het verslag van meester
H. van de Berg.
Op zekere dag komt Sluis, belast en bela
den met stolpen en weinappen ter verza
meling van slootgas. Mijn nieuwsgierig
heid hierdoor opgewekt, deed mij vragen
hoe hij dit wilde bewerkstelligen en welk
doel hij daarmee beoogde. Toen hij mij
van de wijze van verzamelen op de hoogte
had gebracht, vertelde hij mij, dat hij
’s avonds een voordracht zou houden
in café De Tuinbouw over electriciteit,
gassen, enz. Een paar dagen later meldde
een krantenverslag over die avond dat de
proeven bijzonder geslaagd waren en het
verzamelde slootgas een steekvlam tot
aan het plafond van de zaal had opgele
verd. Het was slechts een eerste proef,
want het zou nog bijna twintig jaar duren
eerdat een bruikbare brongasinstallatie
werd gebouwd.
In 1881 liet Sluis een nieuwe boerderij
bouwen aan de Neckerweg in de Beem-
ster. Bij zijn bedrijf liet hij een Norton
slaan: een ijzeren pijp met een wat ver
brede puntige kop. Deze kop is wat dikker
dan de pijp, zodat de pijp met enige ruimte
in de grond komt. Achter de punt zitten
gaten waardoor het water naar binnen
komt. Een dergelijke Norton leverde zoet
water dat op eigen kracht naar boven bor
relde. Dit bronwater met een constante
Stadsgas en brongas
De man die daar wèl in slaagde was Jan
Lankelma, handelaar in bouwmaterialen te
Purmerend en vriend van Wouter Sluis.
In 1892 kreeg Purmerend gasverlichting
waarbij de gemeentelijke gasfabriek het
benodigde gas uit steenkool leverde.
Belangrijk was de uitvinding enkele jaren
daarvoor van het gloeikousje, waarmee de
lichtopbrengst aanzienlijk hoger werd.
Jan Lankelma speelde in op de nieuwe ont
wikkeling en kreeg zo een onderhoudscon
tract voor alle stations in Noord-Holland
voor het vervangen van gloeikousjes, het
poetsen en vervangen van lampenglazen
en ander klein onderhoud. Logisch was
het dat hij, begonnen met het Purmerender
stadsgas, terugdacht aan het Nortongas van
Wouter Sluis. Eigenlijk was alles er al: een
Norton, water met gas en de techniek van
gaslicht. Hij hoefde het maar te combine
ren. De moeilijkste klus was de Nortonbuis
voldoende diep in de grond te krijgen. De
eerste jaren gebruikte men metalen buizen.
temperatuur diende als drinkwater voor
het vee en voor de koeling van de melk.
Sluis zag in dit water steeds belletjes
naar de oppervlakte komen. Hij ontdekte
dat dit gas ook brandbaar was en begon
ermee te experimenteren. Hij slaagde er
wel in het gas te laten branden, maar een
nuttig gebruik wilde nog niet lukken.
'AA/'
stenen
kuiprand
houten juk
drijvende
opslag ketel
naar verbruiker
maaiveld
houten
kuip
geleidings-
stang
maaiveld