‘het laadvermogen kwam op 33 ton
I Betje Blank.
Waarland, januari 2009.
11
De tjalk, erkend als
varend monument, in
volle glorie.
Het schip werd verlengd
Cornelis Bood werd geboren in Kolhorn.
In zijn jeugdjaren stond hij vaak aan de
haven te kijken naar de vissersschepen.
Prachtig, een eigen schip, daar droomde
hij van. In 1915 werd met de aankoop
van de Niets zonder Gods zegen die
droom werkelijkheid. De nieuwe eigenaar
bedacht een nieuwe naam. Het werd: De
Drie Gezusters. Hij had namelijk drie
dochters en één zoon. Net als zijn voor
ganger vervoerde Bood aardappelen en
groenten naar de grote steden. In de zo
mermaanden viste hij op ansjovis in de
toenmalige Zuiderzee.
In 1922 werd het schip met 5 meter ver
lengd en het laadvermogen kwam op 33
ton. Cornelis Bood heeft die aanpassing
niet voor zichzelf laten doen, maar voor
zijn zoon Klaas. Deze ging in 1925 met
zijn vrouw in het schip wonen. De naam
De Drie Gezusters veranderde hij in Cor-
nelis. Een jaar later verhuisde Klaas Bood
met zijn vrouw en gezin naar Friesland.
Terugkomend op de eerder genoemde
brief. Geloofwaardiger is dat schipper
Tinus deze brief in 1920 aan zijn tweede
vrouw Betje Blank heeft geschreven en
dan zou Tienes wèl zijn zoon kunnen
zijn. In 1915 verkocht Tinus Bruin
de tjalk Niets zonder Gods zegen en
vervolgens heeft hij zeer waarschijnlijk
een andere boot gekocht.
en op 15 augustus 1917 trouwde hij met
zijn huishoudster Betje Blank.
De restauratie
In 1952 ging de tjalk met pensioen en
werd naar Zwartsluis gevaren. De motor
werd eruit gehaald en de Cornelis kwam
te liggen achter de woonark van Cees
Bood, de zoon van Klaas Bood. Bijna
dertig jaar later zag Van Schoorl de Lange-
dijker tjalk daar liggen. Zo begon de
zoektocht naar de herkomst en de ver
schillende eigenaren van de boot. Met
succes, Cor van Schoorl nam contact op
met Cees Bood en samen maakten ze een
restauratieplan. Het bestek en ook meet-
en ijkbrieven waren immers boven water
gehaald. Het eerste werk was het verwij
deren van het ingelaste deel uit 1922.
Cees Bood overleed in 1995 en zijn zoon
kon door omstandigheden de restauratie
niet meer voortzetten. Deze benaderde
Cor van Schoorl met de vraag: Hoe verder?
Uiteindelijk werd besloten de tjalk naar
Broek op Langedijk te varen en aan Nico
Vader de restauratie toe te vertrouwen.
In het voorjaar 2001 was het schip klaar
voor de herdoop en kreeg de naam:
’t Kofschip.
De tjalk lag bij hun huis en elk jaar in
april werd het huisraad ingeladen en ging
het hele gezin drie maanden naar Kolhorn
op ansjovisvangst.
Met de drooglegging van de Wieringer-
meer in 1930 kwam hieraan een eind.
In het ruim van de Cornelis kwam een
cementlaag waarna de tjalk werd gebruikt
als waterschip. Het drinkwater was voor
de arbeiders, die werkten aan de cultive
ring van het nieuwe land. Ook na de Twee
de Wereldoorlog bleef de tjalk dienst doen
als waterschip. Eerst voor Urk en later voor
polderwerkers in de Noordoostpolder.
De Federatie Oud Nederlandse Vaartui
gen heeft het schip na restauratie erkend
als varend monument. De tjalk, waarvan
Tinus Bruin uit Waarland de eerste eige
naar was, is te bezichtigen aan de Sluis-
kade 16 te Broek op Langedijk, de werf
van Nico Vader.
Geraadpleegde bronnen:
- Regionaal Archief Alkmaar.
- Mijn Boot, 2008 nummer 6.
- Familieboek Bruin door Jan Jaspers
1982.
Met dank aan Jan Jaspers en Nico Vader.