Dat was een mooi leven
20
Soevereiniteitsoverdracht
Op 12 april 1949 waren besprekingen begonnen tussen vertegen
woordigers van Nederland en de Republiek. Op 7 mei 1949 was er
een overeenkomst. Dat leidde tot de Ronde Tafelconferentie in Den
Haag, die op 23 augustus1949 begon.
De soevereiniteitsoverdracht zou op of voor 30 december 1949
plaats vinden. En inderdaad: op 27 december 1949 ondertekende
koningin Juliana deze overeenkomst. De soevereiniteit was
overgedragen aan de Indonesiërs.
Dagelijks leven
De oorlog was eigenlijk al voorbij. Hun
werk was hooguit wat nalopen, want er
waren soms nog wat schermutselingen.
Gelukkig heeft hij niet zoveel gevechts
handelingen verricht omdat ze geen pa
trouilles hoefden te lopen, maar verbin-
Maar later, toen de oorlog
eigenlijk al afgelopen was,
wist je dat het ergste voorbij was.
Terugblikkend meende Piet dan ook dat
ze eigenlijk geen oorlog meegemaakt
hadden.
dingen moesten leggen. Later was ook
dat niet meer nodig. Toen kwam het
wachtlopen. Dat was wel tot het eind toe,
maar ze kregen ook veel meer vrije tijd
om naar de stad te gaan en naar de markt.
Zo is Piet verschillende keren in Batavia en
Bandoeng geweest: Naar Batavia gingen
we dan om allerlei spullen met de jeep te
halen. Ik zag dan hele mooie streken maar
ging ook langs hoogten van waaruit je
onder vuur kon komen te liggen. Een
prachtige omgeving, maar wel met een
bevolking met een hele andere mentaliteit.
In het kamp stond je ’s morgens om on
geveer zeven uur op. Daarna volgde het
appel, dan had je vrij of je had een wacht
beurt, dan sport of naar de stad of de markt.
Om twaalf uur was het weer etenstijd.
Brood, groente en rijst werden naar het
kamp gebracht, klaargemaakt en verdeeld.
Meestal rijst, nasi goreng, nasi put (gebak
ken rijst). Veel rijst, soms piepers, maar
van die gladde, veel fruit, eieren, soms
eendeneieren. Het eten moest je zelf
halen. Er werd centraal gekookt, in een
gebouw waar de keuken in was.
’s Avonds was het weer appel, dat was
om ongeveer zes uur.
Per acht man hadden ze één baboe, die
deed de was en verzorgde de kleren. De
regering betaalde deze baboe. Of je
huurde er zelf één; die moest je uiteraard
zelf betalen. Ze bracht dan de thee, deed
de was en streek die voor je. Maar dat
was alleen weggelegd voor soldaten met
rijke ouders.
In het kamp zelf deden we veel aan spor
ten: zwemmen, voetballen en volley
ballen. Dat was een mooi leven, aldus
Piet. Maandelijks kwam de Kadi (Kantine
Dienst) langs en werd er een pakket uit
gedeeld met een tandenborstel, zeep,
snoep, e.d. Wat je niet nodig had verhan
delde je op de markt bij de chinezen.
Voor het geld dat je ontving ging je
vertier zoeken, bijv. in de cafeetjes.
Als hij naar de tandarts moest dan volgde
een reis naar Batavia. Piet zat dan lange
tijd alleen in de trein, omdat de afstand
groot was, te vergelijken van Waarland
tot Amsterdam. Het geweer ging altijd
mee.
Foto’s
Piet had zelf een fototoestel meegenomen
naar Indië. Hij maakte tamelijk veel foto’s.
Ze werden in Indië ontwikkeld en afge
drukt. Het waren, zoals destijds gebrui
kelijk, klein formaat fotootjes. Een hele
een gat in de wanden van riet te snijden
spullen te stelen. Piet en zijn makkers
ontdekten dat op een keer en gingen er
op af. In de alang alang (hoog gras) had
den de daders zich verstopt. Je zag ze niet.
Toen de soldaten het hoge gras in gingen
ontdekten ze twee mannen, gehurkt, ge
wone burgers die geprobeerd hadden te
stelen. Ze werden gearresteerd en overge
dragen aan de MP (Militaire Politie).
Het wachtlopen was niet altijd even ge
makkelijk. Vooral ’s nachts als het stik
donker was. Je moest niet alleen het
gebouw bewaken maar het hele dorp
waarin ze gelegerd waren. Dus door het
hele dorp, dat zo groot als Zijdewind was,
lopen en in de schuren kijken. Je hoorde
dan veel vreemde geluiden. Opeens
was er dan een knetterend geluid. Dat
bleek dan een slang te zijn die door het
gras schoof. Vuurvliegjes leken ’s nachts
wel lichtkogels. En altijd de angst dat
je de vijand zag. In het
begin was je heel angstig. ‘Zwemmen, voetballen en volleyballen.