F "V ’Er bleef dan wel een logistiek probleem’ A 18 Gladiolenknollen of -bollen Gladiolen zijn in tegenstelling tot tulpen geen bol- maar knolgewas sen. In het vak en in de volksmond wordt toch meestal gesproken over bollen. Als een veredelaar een nieuw soort heeft ontwikkeld, komt deze met een hoeveelheid kralen, plantgoed en leverbaar op de markt. Zowel plantgoed als leverbaar geven bij de teelt een hoeveelheid kralen. De kralen - heel kleine knolletjes die er echt uit zien als kraaltjes - groeien aan de bol en worden weer gebruikt voor de productie van plantgoed. Het plantgoed wordt een volgend teeltjaar weer opgeplant voor de teelt van leverbaar. Dit zijn de grote bollen die uiteindelijk terechtkomen bij de bloemkwekers in binnen- en buitenland of in de winkels en tuincentra. Kort voor de Tweede Wereldoorlog begon Freek Stoop, evenals verschillende andere Waarlandse tuinders, met de teelt van tulpen. Na 1945 wilde hij zijn tulpenkraam uitbreiden, maar hij had hiervoor een teeltvergunning nodig. Het productschap voor siergewassen wilde de tuinders beschermen tegen overproductie en bepaalde hoeveel roe tulpen men mocht telen. Men kon een bestaande vergunning kopen of huren. Een nieuwe moest wor den aangevraagd in Den Haag. Ook dit laatste deed Freek Stoop en zo vergrootte hij zijn tulpenkraam. Eveneens verbouw de hij irissen. Hiervoor was geen teeltver- gunning nodig. Na het rooien werden de irissen gespoeld. Omdat dit toen nog handmatig gebeurde, zou een spoelma- chine een enorme verbetering zijn. Freek had zijn oom Jo Stoop gevraagd om een ontwerp te maken. Op een zondagavond kwam hij langs en aan de keukentafel werd op de achterkant van Freeks siga rendoos een spoelmachine getekend. Hetzelfde jaar nog had Freek Stoop de eerste spoelmachine in Waarland. Een nieuwe handel Naast tulpen en irissen begon hij met het telen van gladiolen, waar ook geen teelt- vergunning voor nodig was. Deze teelt pakte goed uit. De grond in de Bleekmeer Er bleef dan wel een logistiek probleem, namelijk al het vervoer moest blijven gaan over het smalle pad naar de Waarlandsweg. Nu was Freek vanaf 1946 voorzitter van het bestuur van de Bleekmeerpolder en als zodanig wist hij dat binnen enkele jaren deze polder De gladiool werd langzamerhand het voornaamste product van het bedrijf. Door de handel in plantgoed ontstond steeds meer werk. Schuurbaas Cas Plijter maakte veel overuren en at ’s avonds vaak mee met de familie Stoop. Kees Stoop Thz. en Nic Zwagerman waren ook in vaste dienst. Beiden hadden trouw plannen en wilden het liefst in Waarland blijven wonen. In 1953 kregen ze van de gemeente toestemming om tegenover het pad naar het bedrijf een dubbelwoonhuis (nu: Waarlandsweg 2 en 4) neer te zetten. Even oversteken dus voor Kees en Nic, over het pad en dan waren ze in de schuur. Aan de weg Freek Stoop had in die tijd 28 ha land in eigendom en mede door de uitbreiding van de handel was het woekeren met de ruimte in de schuur. Er groeiden plannen voor nieuwbouw. Freeks eerste idee was om de driekapper te laten staan, de twee oude boetjes te slopen en daarvoor in de plaats één grote schuur met een kantoor neer te zetten. bleek uitermate geschikt, waardoor de opbrengsten goed waren. In de oogsttijd had hij naast vijf man vast personeel soms dertig losse arbeiders aan het werk en bijna allemaal uit Waarland. De bollen werden met de hand gerooid, daarna ge spoeld, gepeld en in de schuur opgesla gen. Ook kocht hij o.a. kralen en plant goed van tuinders uit Egmond, Breezand en De Streek (tussen Hoorn en Enkhui- zen). Transportbedijf Jan Dekker zorgde voor het vervoer. In de wintermaanden werden de zelf geteelde gladiolen gesor teerd en geteld. In het voorjaar verkocht Freek het grootste gedeelte van de gladiolen; de rest werd uitgeplant. Vanwe ge de ziektegevoeligheid van de gladiool kon dat niet op hetzelfde stuk grond. r

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 2008 | | pagina 18