24 Huursubsidie Extra zorg vroeg het onderwij steam. Verschillende goede leerkrachten haakten af omdat ze in de overvolle klassen nau welijks op een verantwoorde manier les konden geven. In sommige klassen hing een ander terrein, een geheel nieuwe school te bouwen. Het resultaat van de inspanningen van zowel de In specteur als het Hoofd Bouw- en Woningtoezicht: geen bouwvolume. een bedompte lucht omdat door de verrot te kozijnen geen ventilatie mogelijk was. De gangen waren doortrokken met de penetrante geur van wc’s en riolering. Bepaald geen pretje om in deze omstan digheden les te moeten geven. Om de leerkrachten te kunnen behouden be taalde het Oudercomité in enkele gevallen een deel van de huishuur. Het was een vorm van subsidie die op den duur voor het Oudercomité niet was vol te houden. Bij de gemeente drong het comité aan de huur te verlagen. De gemeente reageerde hierop met de vage toezegging, dat als de meesters zelf kwamen er over viel te praten! Een ander heikel punt was de tijdelijke leegstand van het oude school huis. Dit oude huis, eigendom van de parochie, stond enige tijd leeg. De moge lijkheid bestond immers in het pand een schoolklas te huisvesten. Het Oudercomité had toegezegd de huishuur gedurende de leegstand voor haar rekening te nemen. Door al deze extra lasten kwam de bo dem van de kas in zicht. In de vergade ring van 27 februari 1961 stelde de voor zitter voor de jaarlijkse contributie met twee gulden te verhogen. De vergadering durfde deze stap niet te zetten, omdat het nu een moeilijke tijd is voor de tuinders, om maar af te wachten tot november. Of anders bij de LTB aan te kloppen als het helemaal nood gaf. Wel besloot de verga dering de ƒ20.- subsidie op de huishuur ter discussie te stellen, omdat met Augus tus er dan weer salarisverhoging geweest is, eens met de onderwijzers te spreken om dan de vergoeding te verlagen. De voorzitter meldde tevens in deze ver gadering dat medio april het schoolhuis door de familie Jan Bakker betrokken zou worden. Zij zouden er blijven wonen tot 1969 waarna zij verhuisden naar een aanleunwoning nabij Sabinahof. Een slopende periode Ook de aanvraag van 1963 bracht geen uitkomst. Bestuur en Hoofd gaven de moed niet op. De 23e januari 1964 ging er een brief rechtstreeks naar de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, vergezeld van alle mogelijke rapporten en een aantal foto’s die de vervallen en verwaarloosde toestand van het gebouw overduidelijk aantoonden. Op 10 maart van dat j aar ontving het bestuur een kort briefje met de volgende inhoud: Uw aanvrage tot het verkrijgen van een urgentieverklaring voor een nieuwe lagere school kan in verband met het beperkte te mijner beschikking staande bouwvolume vooralsnog niet voor in williging in aanmerking komen. Het moet voor het Hoofd der School een slopende periode zijn geweest. Steeds maar weer zoeken naar mogelijk heden om de zo begeerde urgentiever klaring te verkrijgen. Het moet een groot deel van zijn tijd hebben opgeslokt. Daarnaast stond hij elke dag voor zijn klas met 45 leerlingen, moest hij leiding ge ven aan zijn team, de administratie ver zorgen, contacten met de ouders onder houden en vergaderen met het bestuur en het Oudercomité. Op zijn initiatief was er ook regelmatig hoofden overleg met de lagere scholen in Tuitjenhom en Dirks- hom, waarbij ervaringen werden uitgewis seld en zonodig een gezamenlijk stand punt naar de gemeente werd ingenomen. Het bos in Voor de bouw van de nieuwe school werd in 1964 op alle fronten tegelijk ge streden. In overleg met de schoolarts werd de Geneeskundige Inspectie van de Volksgezondheid ingeschakeld. Het resultaat was verrassend. Inspecteur A. Pieron sloot zijn rapport af met de spijkerharde conclusie: le Deze school toont zeer veel gebreken en voldoet in geen enkel opzicht aan het gestelde in het Bouwbesluit Lager Onderwijs. 2e De vloeroppervlakte van de lokalen is zo I ‘Stank van wc en I riool. 1

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 2007 | | pagina 24