'Iji JEU 36 Bijna letterlijk met hun neus op het schoolbord. Steun kreeg hij van het schoolbestuur en het vernieuwde onderwijsteam. Kort na zijn komst verdween het discriminerende salarissysteem, waarbij gemeenten in drie klassen waren ingedeeld. De salarissen in gemeenten in de 3e klasse, waartoe Haren karspel behoorde, waren beduidend lager in vergelijking met die van scholen in de steden. In het verleden waren goede leer krachten, zodra ze promotie konden maken, alweer gauw vertrokken naar een school in een hogere gemeenteklasse. Doordat deze indeling was komen te vervallen speelde het salaris geen rol meer van be tekenis. Bij vacatures benoemde De Heij bij voorkeur jonge bevlogen leerkrachten. Ook de ouders konden de veranderingen al snel ervaren. Was het voordien een uit zondering wanneer kinderen naar het voortgezet onderwijs gingen, onder De Heij werd dat al snel anders. Niet meer standaard naar de tuinbouw- of ambacht school voor de jongens of de huishoud school voor de meisjes. Wanneer kinde ren voldoende capaciteiten hadden, advi seerde hij met grote stelligheid: MULO of Lyceum. Voorzover het zijn vak be trof, had het nieuwe schoolhoofd de za ken al snel naar zijn hand gezet. Urgentie De andere kwestie was moeilijker op te lossen: het nijpend huisvestingsprobleem. In 1956 had de gemeenteraad met zes stemmen voor en vijf tegen besloten mede werking te verlenen aan de bouw van een nieuwe achtklassige school. De tegenstem mers probeerden dit besluit aan te vechten door in beroep te gaan bij Gedeputeerde Liever vermeden Intussen puilden de klassen uit. In enkele klassen zaten de leerlingen bijna letterlijk met hun neus op het schoolbord. En deze situatie zou de komende jaren alleen maar verslechteren. Er zat al een klas in het Jeugdhuis, waar ook de tweeklassige kleu terschool was ondergebracht. Nog een klas naar het Jeugdhuis was niet meer accepta bel. Er moest op korte termijn wat gebeuren. Pastoor Buurman toog samen met meester De Heij naar Den Haag om in een persoon lijk onderhoud met betrokken ambtenaren de noodsituatie uiteen te zetten. Ze werden allervriendelijkst te woord gestaan met als enig resultaat: Ze zouden zien wat ze konden doen! En daar bleef het bij. Na enkele ge sprekken met de Inspecteur van het Lager Onderwijs en B en W kozen ze voor een noodoplossing, die ze veel liever hadden vermeden. Gevreesd werd, dat ze dan nog weer langer aan het lijntje zouden worden gehouden, maar bij hoog en bij laag werd verklaard, dat dat niet het geval zou zijn. Op 30 mei 1958 ging een brief uit naar de ge meente Harenkarspel, waarin gevraagd werd zorg te dragen voor de bouw van twee noodlokalen. De toelichting op het verzoek liet aan duidelijkheid niets te wensen over. 1e Door het steeds groeiend aantal kinde ren, dat onze school bezoekt - per 18 augus tus zal dat ongeveer 304 zijn - achten wij ons in het belang van het onderwijs genood zaakt bij het Ministerie van O.K. en W. een 8ste leerkracht aan te vragen. Bij een monde ling onderhoud werd deze ons in principe toegezegd. Staten. Dit lukte niet, maar zorgde wel voor de eerste forse vertraging. Op 26 november 1958, bijna twee en een halfjaar na het raadsbesluit, kwam een gun stige beslissing van GS af. Dat hield echter niet in, dat nu ook daadwerkelijk met de bouw kon worden begonnen. Nederland was in die tijd nog volop in de slag om de oorlogsschade te herstellen en de woning nood op te lossen. Dat betekende, dat voor grote bouwprojecten eerst de urgentie moest worden vastgesteld. Zodra een project op de urgentielijst stond, kon, afhankelijk van beschikbare financiën, in dit geval het Mi nisterie van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen de goedkeuring verlenen. Op 8 maart 1957 was een eerste poging om op de urgentielijst te komen mislukt. Mee gedeeld werd dat er misschien mogelijk heden waren in 1959. i

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 2007 | | pagina 36