46 Een mooi span: Hendrik Kramer en Mien Konings. Eén geloof, toch gescheiden. De Speketer en Waarland waren toenter tijd aparte dorpjes op zich. Men leefde dicht bij huis en als het niet nodig was ging men de polder niet uit. De bakker, de melkboer, de kruide nier en de slager kwamen aan huis. De kruidenier kwam eerst te opvra- gen wat er zoal nodig was en daarna werd het bestelde geleverd. Elke zon- dag gingen ze lopend naar de vroeg mis. Mien kon heel goed lopen en nog snel ook. Even goed waren ze toch een dik half uur onder weg. Later reed elke zondag een busje van Jan Kramer uit Zijdewind en bracht het kerkvolk wat verder weg woonde naar de kerk. De eerste jaren zaten Mien en Hendrik gescheiden in de kerk. Hendrik zat op de plaats van zijn vader aan de mannenkant en zij aan de vrouwenkant. Mien vond dat maar vreemd. Zo heel anders dan in Rotterdam. In de kerk en tijdens het praatje na de H. Mis leerde Mien de mees te mensen kennen. Als ze doordeweeks naar de kerk ging deed ze nog wel eens een boodschapje in het winkeltje van Jo van der Gulik tegenover de kerk of bij Jan Bos die wat verderop zijn nering dreef. Even wat breiwol of breikatoen kopen. Dan kon ze weer wat op de pennen zetten. Truien of sokken, borstrokjes, mutsen en In de stolp ernaast woonden Hendrik’s broer Gert met zijn vrouw Mart Volkers en hun kinderen. Daar kon ze altijd te recht, ook voor water. Even verderop woonden Jo Roozendaal en Jan Bruin-Jong. We hadden met ieder een goed contact maar liepen de deur niet plat. Alleen met verjaardagen kwamen we bij elkaar op visite. eerste bezoek werd er een machinist ge vraagd voor het gemaal in de Speketer. Zijn broer Jan solliciteerde naar deze functie en werd aangenomen. Het hele gezin verhuisde en Hendrik had in huis het rijk alleen. Maar dat wilde hij juist niet. En Mien ook niet. De aanmaakhoutjes hadden vlam gevat en Hendrik vroeg haar ten huwelijk. Een week voor de kerst werden haar spul letjes vanuit Rotterdam naar Waarland gebracht en op 28 december 1954, het leek wel zomer zulk mooi weer, werd het huwelijk tussen Hendrik en Mien voltrokken. Enkele familieleden van Hendriks kant kwamen met een busje van Cor Jong kind naar Rotter dam om de plechtig heid bij te wonen. Na de receptie werden de cadeaus ingeladen en reden ze in een uitgelaten feeststemming, bepakt en bezakt, met de hele bubs op Waarland aan. Nog geen twee dagen later reden Hendrik en Mien alweer richting Rotterdam om daar Oud en Nieuw te vieren. In Rotterdam was Mien gewend dat haar vader altijd thuis werkte en ze was maar wat content dat Hendrik ook veel om huis aan het werk was. Ze hield ook toen al van de gezelligheid en van een babbel tje. ’s Morgens een koppie, onder de mid dag samen warm eten en om drie uur weer een koppie. Het gaf Mien een veilig ge voel. Ze voelde zich als een vis in het wa ter. Hendrik was een fijne, opgewekte man en net als hij hield ze van de natuur van de polder waarin ze woonden. De liefde hiervoor had haar vader haar bijgebracht. In het huis was geen waterleiding maar dat vond ze niet erg. Ze haalde water uit de grote waterbak buiten waar ze met een pomp het water omhoog zwengelde.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 2006 | | pagina 46