Gert Jonker. Waarland, september 2005. 48 Voor de voorzitter was de zaak helder. De gemeente kon niet zelf een z.g. industrie hal gaan bouwen om de vestiging van lichte industrie op deze wijze in Waarland te be vorderen. Als zij tot een ateliervestiging wilden komen, zouden zowel Nopla-tex als Noordwijk dus zelf ter plaatse een on derkomen moeten vinden, c.q. zelf moeten bouwen. Ondanks de duidelijke uitspraak van de minister filosofeerde men nog even verder over de kwestie. Hierbij kwam de gedachte naar voren iemand te vinden, die bereid is om een flinke bollenschuur te bouwen, welke enige jaren - bijv. 3 jaar - nog niet als zodanig gebruikt behoeft te worden, terwijl de bouwer tevens bereid is tot verhuur aan een confectie-industrie voor de vestiging van een atelier. De inrichting van deze schuur zou dan uiteraard in overleg met een bepaalde industrie moeten plaatsvinden. Het heeft er alle schijn van dat men in het college vervolgens probeerde wethouder Jonker op de kast te jagen. Het voorstel dat volgde stond namelijk haaks op wat de minister in zijn circulaire had aangegeven. Wethouder Burger meent, dat het econo misch verantwoord is, indien het college lid Jonker op zijn 3 !/t HA bouwland tegenover het Jeugdhuis ongeveer een dergelijke boet zou bouwen, waarvoor wethouder Jonker blijkbaar helaas niet voelt. De Voorzitter zegt, dat de gemeente zo nodig wel garant zal willen zijn bij een eventuele hypothecaire geldlening voor rente en aflossing, zoals zulks ook voor woningbouw geschiedt. Wethouder Jonker liet zich niet van zijn stuk brengen. Hij verklaarde zich wel gaarne bereid te trachten iemand in Waarland te vinden, die mogelijk tot een dergelijke bouw zou willen overgaan. Maar hij merkte reeds bij voorbaat op, dat dit wel moeilijk zou zijn. Op 28 december 1956 ontving het college een aanvraag tot uitbreiding van het sport terrein met een handbalveld. Uiteindelijk werd besloten de voor industrie beschik bare grond hiervoor aan te wenden. Natuurlijk leidde ook deze bestemming tot een gezond tijdverdrijf voor de meis jes uit de parochie, maar het was toch wel wat anders dan pastoor Mol zich had voorgesteld. Rode pen Het heeft er de schijn van dat dit vermeen de dolletje illustratief is voor de inmiddels veranderde situatie. Wellicht was men tot het besef gekomen dat de door Wala en Nopla-tex gehanteerde argumenten wel de gelijk hout sneden; dat in Waarland inder daad onvoldoende geschikte werkneemsters te vinden zouden zijn. Misschien zag men inmiddels in dat de strijd tegen de kwalijke invloeden van de industrie een achterhoe degevecht was. Of misschien miste men gewoon een bevlogen activist als pastoor Mol. Wat ook de achtergrond is geweest, het onderwerp industrialisatie van Waar land lijkt stiekempjes van de agenda te zijn verdwenen. In afwachting van de ‘indus triële’ pogingen van wethouder Jonker gaf burgemeester Nolet na het laatste overleg nog wel aan, dat hij nog een onderhoud zou hebben met enige leidinggevende heren van de N.V. Confectie Industrie ‘Noordwijk’. Hoewel het verloop van dit onderhoud niet bekend is, lijkt het niet positief te zijn geweest. Dit valt althans af te leiden uit de reactie van het college op de volgende brief van Noordwijk van 27 april 1956: In café Van de Heiligenberg te Heerhugo- waard wordt een ontmoetingsavond georga niseerd vergezeld van een modeshow. De bedoeling is in contact te komen met ouders en dochters van 15 tot 27 jaar teneinde tot vestiging van een mode-atelier in Heerhu- gowaard (of omgeving) te komen. Hierbij wordt de tegenwoordigheid van burge meester en secretaris bijzonder op prijs gesteld. Een korzelige ondertoon komt naar voren in de met een rode pen op deze uitno diging gemaakte aantekening. Voor een der gelijke bijeenkomst zonder vooroverleg uiteraard geen belangstelling tonen. Geraadpleegde bronnen: - Archief gemeente Harenkarspel. - Archief Noordhollands Dagblad.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 2005 | | pagina 48