42
den geïntroduceerd, zoals glastuinbouw,
bloembollen en met name de arbeidsin
tensieve bloemzaadteelt. Hierdoor
zouden meer tuinders, maar ook tuin
bouwarbeiders hun brood in deze sector
kunnen verdienen. Maar na enkele jaren
experimenteren vielen de meeste tuinders
terug op de hen bekende traditionele pro
ducten als pootaardappelen en bewaar-
kool. De opzet van de L.T.B.-afdeling
Waarland om nieuwe werkgelegenheid te
scheppen dreigde hierdoor te mislukken.
In een gezamenlijke bestuursvergadering
met de afdeling ’t Veld in oktober 1955
besprak zij de problematiek met gepen
sioneerd rijkstuinbouwconsulent Ir. Rie-
mens. Deze legde er om te beginnen de
nadruk op dat de idee als zouden er hier
geen mogelijkheden meer zijn tot uitbrei
ding van bedrijven en intensivering van
bestaande bedrijven, fout is. Dat deze
idee hier sterk leeft, betreurde hij, ener
zijds om de onwaarheid en anderzijds om
zijn remmende werking op al wat nieuw
is of nieuw moet worden.
Hij achtte het onjuist er van uit te gaan
dat de grond hier ongeschikt zou zijn voor
fijne teelten. En wat kan er dan nog niet
bereikt worden door structuurverbetering,
draineren en onderbemaling, het laatste
desgewenst met als tegendienst irrigeren.
Nee, de mogelijkheden zijn er en die zijn
zelfs zeer reëel. Men moet echter de durf
hebben om eens af te stappen van de al te
eenzijdige teelt van kool en aardappelen
en de weg te zoeken naar de meer inten
sieve tuinbouw en glascultures.
Werkeloosheid trof niet alleen de arbei
ders, die na de verkaveling hun baan
verloren en de tuinders, die hun bedrijf
moesten opgeven. Er was nog een verbor
gen werkeloosheid. De omvang van de
bedrijven was door de verkaveling niet
wezenlijk toegenomen en ook de jaarlijk
se teeltplannen verschilden uiteindelijk
niet bijster veel van de vooroorlogse
jaren. Wel was door de inzet van machi
nes de wijze van exploiteren drastisch
veranderd. In de oogsttijden ondervonden
bedrijven regelmatig problemen door een
gebrek aan arbeidskrachten. Maar in de
winter was er steeds vaker gebrek aan
werk. Voor velen was dit vooral een
periode van zonder werk op het voorjaar
wachten en voortdurend een kaartje
leggen. Hoewel dit verre van hun ideaal
was, was het gevolg dat veel jongeren
uit land- en tuinbouwgezinnen zich
gedwongen zagen elders werk te zoeken.
intensievere teelt van slabonen, zilver-
uien en prei viel nagenoeg weg. De
beoogde uitbreiding van werkgelegen
heid kwam dan ook niet tot stand en het
aantal banen liep zienderogen terug.
Werkeloos
Naast het aantal arbeidsplaatsen nam ook
het aantal tuindersbedrijven na de ruilver
kaveling af. De overstap van vaar- naar
rijpolder bleek voor een aantal tuinders
te groot. Zo moesten zij voor het vervoer
van hun producten naar de schuur of de
veiling fors investeren in een trekker met
wagen, of een loonwerker of vrachtrijder
inhuren. Ook het met behulp van machines
bewerken van de nieuwe grotere percelen
vroeg om de nodige aanschaffingen. Zo
kon de Boerenleenbank Waarland de finan
ciering aan tuindersbedrijven dankzij in
vesteringen in trekkers, moderne schuren
en koelhuizen in enkele jaren verviervou
digen. Voor met name kleine tuinders ble
ken dergelijke investeringen niet verant
woord. Een aantal kon deze slag dan ook
niet maken en moest besluiten hun bedrijf
op te geven. Door verdere schaalvergro
ting en mechanisatie nam de werkgele
genheid in de land- en tuinbouw in die
periode steeds verder af.
Nederland is te vol
In de jaren 1946 en 1947, direct na het
einde van de oorlog, kreeg Nederland te
maken met twee grote geboortegolven.
Gedurende de negentiende eeuw vertrokken
naar schatting 100.000 Nederlanders naar
de Verenigde Staten van Noord-Amerika. In
het topjaar 1882 betrof het 9.517 personen.
Dat waren voor die tijd zeker indrukwekken
de cijfers maar vergeleken met het tijdvak
1945 tot 1955 vallen ze in het niet. In die
periode voltrok zich de grootste landverhui
zing uit de Nederlandse geschiedenis. Toen
in 1955 de balans werd op gemaakt bleek
dat ruim 245.000 landgenoten, veelal voor
goed, naar elders waren vertrokken. In het
topjaar 1952 waren dat maar liefst 48.690
mannen, vrouwen en kinderen. Vanaf 1953
nam de emigratiestroom langzaam af.
Riemens was er van overtuigd dat met de
nodige goede wil en inspanning best veel
bereikt zou
kunnen worden
op het vlak van
werkgelegen
heid. Uiteinde
lijk vond zijn
betoog bij de
tuinders weinig
gehoor. Welis
waar nam mede
door de moge
lijkheid van ma
chinale bewer
king het areaal
aan tulpen, iris
sen en gladiolen
sterk toe, maar
de veel arbeids-