9
Het polderhuis staat op
een kadasterkaart uit
1819 onder nummer
265, links daarvan is de
molen ingetekend onder
nummer 262.
Polderhuis
Het was een goede zet geweest van
timmerman Jan Over. Het bestuur van
de Slootgaardpolder was op deze manier
f 1.600 rijker en de ondermolen had
met de verhuizing naar Lutjewinkel een
goede bestemming gekregen. De polder
had met de opbrengst van de molen
voldoende middelen in handen gekregen
om een tweede kwestie op te lossen. Ten
oosten van de molen stond sinds 1590
het polderhuis, welke diende tot woning
van de molenaar en vergaderplaats van
het polderbestuur. Het stokoude huis
bracht in de loop der jaren steeds meer
onderhoudskosten met zich mee. Het
bestuur wilde graag van deze last af.
Met de komst van de vijzel in de molen
was er in de molen voldoende ruimte
gekomen om het molenaarsgezin
te huisvesten, zo had de praktijk
Vier maanden na de opdracht werd het
werk door Jan Over opgeleverd, zodat
op 26 november 1825 genotuleerd kon
worden: wijders is den herbouwden
molen gevisiteerd en afgeschouwd en
door de aannemer de zeilen voor de
roeden laten leggen en de molen eenigen
tijd hebbende laten malen, ten einde den
gaande werken goed in ogenschouw te
kunnen nemen, is alles in de beste orde
bevonden en aan de aannemer te kennen
gegeven. Heel opvallend is dat het
bestuur van de Slootgaardpolder pas op
4 januari 1826 haar f 1.600 ontving. Met
deze betaling had de Niedorper Kogge
weer haar vijfde molen definitief in
handen. Met een scheprad, dat wel.
Openbare verkoop
Tijdens een vergadering van 14 april 1858
werd er voor gepleit het huis op te knappen
en het voor de polder te behouden. Een
stemming bracht duidelijkheid:
14 stemmen werden uitgebracht om het
polderhuis te doen blijven staan en
32 stemmen om hetzelve af te breken.
De stemming geschiedde bunders bunders
gelijk. Tijdens de volgende vergadering
op 15 juni 1858 werden de condities
voor de sloop vastgesteld: de koper is
verpligt hetselve af te breken, dat hij den
25 July hiertoe kan overgaan en dat de
kooppenningen op den 1e November zullen
moeten worden voldaan. De verkoop was
in de wijde omgeving op publicatieborden
aangekondigd. De notulen geven geen
uitsluitsel over de verwachtingen van het
bestuur. Feit is dat de openbare verkoop
geen succes was. Er dienden zich slechts
twee gegadigden aan. Toen vervolgens de
voorwaarden werden voorgelezen en het
huis bij opbod werd ingezet, bleek dat er
zo weinig werd geboden dat de veiling
door het bestuur werd opgehouden. Toch
werd het pand verkocht, want, zo werd
genotuleerd: doch tijdens de vergadering is
het huis verkocht, onderhands aan Pieter
Raatgers, meestertimmerman te Zijdewind
voor de som van 85 guldens.
inmiddels wel bewezen. Hier kwam de
opzet van timmerman Jan Over om de
hoek kijken, want hij mocht in opdracht
van het polderbestuur de molen tot
woning verbouwen. Kort daarna kon
de molenaar met zijn gezin naar het
nieuwe onderkomen verhuizen. Het oude
polderhuis werd nog een tijdlang verhuurd.
Het bestuur was echter niet van zins nog
geld aan het huisje te spenderen, zodat het
vanaf 1830 niet meer werd bewoond. Het
gevolg laat zich raden. Langzaam maar
zeker verviel het tot een bouwval.
Noord-Hollands Dagblad
20-11-1951.
Oude fundering blootgelegd
HARENKARSPEL Bij de
uitvoering van ruilverkavelings-
werken werd nabij het gemaal
de fundering blootgelegd van ’n
z.g. binnenmolen. De funderings-
materialen als baksteen en dik
eikenhout waren nog in zeer
goede staat Genoemde molen
was een schepradmolen, die
door de z.g. buitenmolen, welke
op de boezem uitmaalde, met
een vijzel .overbodig was ge
worden en in ongeveer het jaar
1800 was gesloopt.
f
■j.:/
I